Globale methodologie - kernbegrippen
Hier lichten we de globale methodologie toe die in de verschillende statistieken van de RSZ worden gebruikt.
Disclaimer in verband met het gebruik van de statistische gegevens
De statistische gegevens die door de RSZ overgemaakt worden - zowel op onze website en/of in mails, alsook in bijlagen van mails - mogen enkel verder verspreid worden mits een duidelijke bronvermelding (RSZ). De RSZ aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor enige schade die zou kunnen voortvloeien uit het consulteren van gegevens die zich op andere websites dan deze van de RSZ of bij andere informatiebronnen in het algemeen bevinden, en die naar de RSZ als bron verwijzen.
Wanneer de door de RSZ overgemaakte gegevens door de gebruiker bewerkt worden (bijvoorbeeld: samenvoegen van gegevens, berekenen van gemiddelden, interpolaties, extrapolaties,…), mogen die niet verder verspreid worden als zijnde gegevens afkomstig van de RSZ. Vermeldingen als ‘bron: RSZ (eigen bewerking)’ of ‘gegevens bekomen via eigen bewerking van gegevens afkomstig van de RSZ’ worden in dit geval sterk aanbevolen.
DmfA
DmfA staat voor Déclaration multifonctionnelle/ multifunctionele Aangifte en vervangt de driemaandelijkse RSZ-aangifte sinds het eerste kwartaal van 2003.
DmfA-verklaringen bevatten informatie over de lonen en arbeidstijden, en liggen aan de basis voor de berekening van de sociale bijdragen en de daaropvolgende sociale rechten van de werknemers.
Sleutelelementen in een DmfA-aangifte zijn:
- het nummer waarmee de werkgever geïdentificeerd wordt (KBO-nr.),
- het nummer waarmee de werknemer geïdentificeerd wordt (identificatienummer sociale zekerheid),
- de arbeidsprestaties (met begin en einddatum).
Op het einde van een kwartaal kan een werknemer meerdere arbeidsprestaties bij eenzelfde werkgever hebben. Toch zal één werknemer bij één werkgever maar als één arbeidsplaats geteld worden.
Op het einde van een kwartaal kan een werknemer ook meerdere arbeidsprestaties bij verschillende werkgevers hebben. Deze tellen als meerdere arbeidsplaatsen, maar zijn verbonden aan één tewerkgestelde werknemer.
Dimona
Dimona staat voor Déclaration Immédiate/Onmiddellijke aangifte en is een eenvoudig elektronisch bericht waarbij het begin en/of het einde van een arbeidsrelatie tussen een werknemer en werkgever onmiddellijk aan de RSZ wordt gemeld.
Een Dimona-aangifte bevat de volgende gegevens:
- het nummer waarmee de werkgever geïdentificeerd wordt (KBO-nr.),
- het nummer waarmee de werknemer geïdentificeerd wordt (identificatienummer sociale zekerheid),
- de data van het begin en/of het einde van de arbeidsrelatie.
In de loop van eenzelfde observatieperiode kan een werknemer meerdere arbeidsrelaties bij eenzelfde werkgever hebben.
De publieke sector
In vele gevallen is het onderscheid tussen privésector en overheidssector niet vatbaar voor interpretatie: een bakkerij behoort tot de privésector, terwijl het Ministerie van Landsverdediging deel uitmaakt van de overheidssector. In bepaalde gevallen is deze opdeling echter minder voor de hand liggend en hangt ze af van het standpunt dat wordt ingenomen. Bovendien leiden de criteria die zouden kunnen worden gehanteerd niet altijd tot dezelfde resultaten.
Daarom heeft de RSZ zijn eigen keuzes gemaakt, waarbij de volgende entiteiten bij de overheidssector werden ondergebracht:
- de openbare federale, gewestelijke, provinciale en lokale diensten;
- de instellingen van openbaar nut en de openbare instellingen die onder de voormelde overheden ressorteren;
- in het bijzonder, de autonome overheidsbedrijven en de publiekrechtelijke naamloze vennootschappen;
- de buitenlandse diplomatieke vertegenwoordigingen en de vertegenwoordigingen van buitenlandse overheidsdiensten (zoals de Gewesten) die op het Belgisch grondgebied gevestigd zijn: er wordt aan herinnerd dat enkel de personen die gedekt zijn door een diplomatiek statuut niet aan de Belgische sociale zekerheid zijn onderworpen;
- de onderwijssector: het zou absurd zijn om personen met een ambtenarenstatuut onder te brengen in de privésector; het zou ook absurd zijn om een deel van de werknemers van een gesubsidieerde inrichting voor privéonderwijs (de leerkrachten met een ambtenarenstatuut) bij de overheidssector te rekenen, terwijl de overige personeelsleden (hulp- en onderhoudspersoneel) in de privésector worden ondergebracht. Vanaf 2003 worden de privé-scholen die op geen enkele manier afhangen van een van de drie Gemeenschappen (autorijscholen, ...) in de privé-sector ondergebracht (zie ook hieronder);
- een groep werknemers die over een bijzonder statuut beschikt (derde arbeidscircuit, 'Prime'-programma's): het gaat om werknemers van wie de werkgever ten opzichte van de RSZ een gewestelijke arbeidsbemiddelingsdienst is, maar die over het algemeen tewerkgesteld zijn in kleinschalige instellingen die zonder winstoogmerk werken (deze statuten zijn intussen bijzonder klein geworden).
Anderzijds worden volgende entiteiten bij de privésector gerekend:
- de openbare uitzendbureaus, uitsluitend wat de uitzendkrachten aangaat: deze werknemers worden meestal ter beschikking gesteld van ondernemingen-gebruikers van de privésector;
- de privaatrechtelijke naamloze vennootschappen waarvan het kapitaal meestal in handen is van de overheid (de juiste verdeling van het kapitaal is immers vaak onbekend; bovendien onderscheiden deze vennootschappen zich geenszins van de naamloze vennootschappen waarvan het kapitaal volledig privé is, in tegenstelling tot de publiekrechtelijke naamloze vennootschappen);
- de verenigingen zonder winstoogmerk die opgericht zijn door de (vaak lokale) overheid: op het ogenblik dat deze verenigingen zich aansluiten bij de RSZ is het onmogelijk om hun parapubliek karakter vast te leggen;
- de privévennootschappen en -instellingen die een gedeeltelijke opdracht van openbare dienstverlening vervullen: in België is dat bijvoorbeeld het geval voor de vakbonden en de ziekenfondsen die respectievelijk belast zijn met de uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen en de wettelijke terugbetalingen van kosten voor geneeskundige verzorging en ziekte-uitkeringen;
- de kerkfabrieken die volgens het concordaat van 1870 openbare instellingen zijn;
- sinds 2003, bepaalde werkgevers in de onderwijssector die vormingen verstrekken met een privékarakter, zoals autorijscholen.
Verdere indeling van de overheidssector of publieke sector
Waarom?
De opdeling in 2 categorieën, privé- en de overheidssector, biedt vaak te weinig mogelijkheden om een genuanceerd beeld te geven van tewerkstellingen in de overheidssector. De overheidssector is vaak veel heterogener dan gedacht wordt, door meerdere bevoegdheidsniveaus (federaal, gewesten, gemeenschappen, lokale besturen,...) en activiteitsdomeinen (leger en politie, administratie, onderwijs, overheidsbedrijven,…).
Een typologie werd uitgewerkt om een verdere onderverdeling van de overheidssector in de RSZ-statistieken te integreren.
Bij het uitwerken en implementeren van de typologie werd vastgesteld dat meerdere werkgevers ten onrechte tot de privé- of overheidssector werden gerekend. De correcties werden doorgevoerd voor alle kwartalen vanaf 2011.
Basisprincipes
Er bestaat veel verwarring rond het afbakenen van de overheidssector, waarvoor meerdere definities in omloop zijn. Elk van deze definities heeft zijn eigen uitganspunt en finaliteit. Een correct gebruik van gegevens veronderstelt dat men zich bewust is van deze uitgangspunten. Een verduidelijking van de basisprincipes voor de opdeling, en een zo groot mogelijke transparantie met betrekking tot de ondernemingen die door de RSZ - DIBISS (ex-RSZPPO) tot de overheidssector worden gerekend, was daarom noodzakelijk.
Het onderscheid privésector - overheidssector wordt gemaakt op het niveau van de werkgever aan de hand van de juridische entiteit die optreedt als werkgever. Een juridische entiteit wordt dus volledig tot de privésector of volledig tot de overheidssector gerekend. Bij de opdeling van de gegevens naar vestigingseenheden worden vestigingen van ondernemingen uit de privésector bij de privésector ondergebracht, en idem-dito voor de overheidssector met uitzondering van de ziekenhuizen die onder de juridische entiteit van universiteit vallen. Deze juridische entiteit in zijn geheel valt onder de overheidssector, maar de ziekenhuizen als vestiging vallen onder de privésector. Hierdoor is het mogelijk dat ambtenaren tewerkgesteld zijn in vestigingen in de privésector (academisch personeel dat hoofdzakelijk aan het ziekenhuis is gelinkt).
Het hoofdcriterium voor de indeling is de juridische vorm waaronder de juridische entiteit actief is. Een onderneming naar publiek recht wordt daardoor automatisch tot de overheidssector gerekend. Ook de publieke functie van de werkgever kan in bepaalde gevallen in overweging genomen worden. Zo zullen vzw’s die optreden als inrichtende macht in het vrij gesubsidieerd onderwijs (en waarvan het grootste deel van het personeel al wordt aangegeven door de departementen Onderwijs van de gemeenschappen) tot de overheidssector gerekend worden. Maar ook parlementsleden die als werkgever van hun parlementaire medewerkers optreden, worden tot de overheidssector gerekend
Bij de verdere indeling wordt eerst een onderscheid gemaakt naar de bevoegdheidsniveaus (federaal, Vlaams Gewest, Vlaamse Gemeenschap, Waals Gewest, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Franse Gemeenschap, Duitstalige Gemeenschap, Gemeentelijke overheid, Provinciale Overheid, Internationale instellingen en Bijzondere gevallen).
Binnen elk bevoegdheidsniveau wordt dan verder onderscheid gemaakt naar de aard (administratie, bedrijven, onderwijs, instellingen,…) van de bevoegdheid, en dit afhankelijk van de organisatiestructuur van de betrokken overheid. Raadpleeg de volledige lijst in de pdf over het onderscheid van de bevoegdheidsniveaus.
Impact
Een aantal werkgevers en werknemers zijn in de huidige indeling verschoven ten opzichte van de publicaties voor 2011.
De voornaamste verschuivingen hebben betrekking op ongeveer 8500 werknemers bij de universitaire ziekenhuizen van UCL en ULB (die nu ook onder de privésector vallen) en op ongeveer 7500 bij diverse organisaties die vorming of opleiding aanbieden, maar niet meer tot het reguliere onderwijs of de overheidssector behoren. Anderzijds werden meerdere vzw’s die als inrichtende macht in het vrij onderwijs optreden aan de overheidssector toegevoegd (ongeveer 3400 werknemers).
Hervorming Capelo (vanaf 2011)
Waarom?
Sinds 2011 werd een hervormde aangifte (Capelo) voor het overheidspersoneel ingevoerd. Dit heeft invloed op alle tellingen in de publieke sector, zowel voor het aantal tewerkgestelde werknemers en arbeidsplaatsen, als het arbeidsvolume (VTE). Bepaalde toestanden van inactiviteit kunnen zo uit de tewerkstelling gefilterd worden. Dit biedt de mogelijkheid om zowel de telling van de werknemers, als de berekening van het arbeidsvolume in overeenstemming met de socio-economische realiteit in beeld te brengen.
Afwezigheden, telling van werknemers/arbeidsplaatsen en meting van het arbeidsvolume
Arbeidstijdgegevens die door de werkgevers met betrekking tot hun werknemers in de multifunctionele aangifte moeten vermeld worden, zijn ruimer dan de reële gewerkte arbeidsuren of arbeidsdagen. De door de werkgever volledig bezoldigde prestaties (gewerkte dagen, wettelijke feestdagen, omstandigheidsverlof,…) en de wettelijke en bijkomende vakanties, worden steeds als arbeidsvolume beschouwd. De werknemer wordt dus als tewerkgestelde werknemer geteld.
Bepaalde afwezigheden worden voor de berekening van bepaalde sociale rechten van werknemers gelijkgesteld met arbeidsprestaties, en geven zo vaak aanleiding tot een vervangingsinkomen bij ziekte, arbeidsongevallen, tijdelijke werkloosheid, of stakingsdagen. Deze afwezigheden worden niet bij het arbeidsvolume geteld, maar de werknemer wordt wel als tewerkgesteld beschouwd.
Verder zijn er nog afwezigheden die niet als gelijkgesteld worden beschouwd en die niet tot het arbeidsvolume worden gerekend. Daarbij wordt de werknemer, indien die geen andere prestaties heeft, niet langer als tewerkgesteld beschouwd (bijvoorbeeld bij volledig tijdskrediet of verlof zonder wedde).
De manier waarop al deze afwezigheden worden behandeld en aangegeven is niet altijd hetzelfde. Zo kan de afwezigheid door ziekte in het ene geval als bezoldigd (bijvoorbeeld bij een gewaarborgd loon tijdens de eerste dagen arbeidsongeschiktheid) of als gelijkgesteld worden beschouwd (bijvoorbeeld bij de carensdag). Deze verschillen treden op tussen arbeiders en bedienden, de activiteitssectoren (in functie van cao’s) en in de privé- en overheidssector.
Afwezigheden in de overheidssector - wat is er gewijzigd?
Waar in de privésector heel wat afwezigheden aanleiding geven tot een vervangingsinkomen (werkloosheidskas, ziekenfonds, arbeidsongevallenverzekering,…), betaalt de werkgever in de overheidssector zelf voor deze afwezigheden met een volledige of gedeeltelijke wedde. Tot aan de invoering van de Capelo-hervorming moesten deze afwezigheden ook niet apart vermeld worden, zodat al deze periodes als bezoldigd werden beschouwd en meetelden voor het arbeidsvolume.
Sinds de invoering van de Capelo-hervorming worden de niet- of gedeeltelijk vergoede afwezigheden wel afzonderlijk vermeld. Dit maakt het mogelijk om deze periodes van inactiviteit op een gelijkaardige manier te behandelen als deze in de privésector.
Concreet kunnen er drie types inactiviteit onderscheiden worden.
- Terbeschikkingstelling (TBS) met wachtwedde voorafgaand aan het pensioen: deze (volledige of gedeeltelijke) afwezigheid kan het best vergeleken worden met het stelsel van een (volledig of deeltijds) brugpensioen. De werknemer wordt vrijgesteld van prestaties, maar behoudt een gedeelte van zijn loon. In de overheidssector blijft de vergoeding echter ten laste van de werkgever en wordt ze gelijkgesteld met loon.
- Overige terbeschikkingstelling met wachtwedde:
- Dit zijn in hoofdzaak de werknemers in arbeidsongeschiktheid die, na uitputting van het ziekteverlof, niet langer recht hebben op een volledige activiteitswedde. Zij vallen terug op wachtgeld (ten laste van de werkgever). Deze situatie is vergelijkbaar met de periode na gewaarborgd loon in de privésector.
- Terbeschikkingstelling met wachtwedde kan ook (maar in mindere mate) van toepassing zijn op vast benoemd personeel in het onderwijs dat geen betrekking meer heeft bij verlies van lesopdrachten. Zij krijgen in afwachting een re-affectatie. Deze situatie kan vergeleken worden met het stelsel van tijdelijke werkloosheid in de privésector.
- Loopbaanonderbreking, verminderde prestaties, onbezoldigd afwezigheid, ... : hier zijn geen (of alleen gedeeltelijke) prestaties geleverd en er is geen wachtgeld voor de afwezigheid. Dit is vergelijkbaar met de stelsels van tijdskrediet en onbezoldigd verlof in de privésector.
Voor de telling van arbeidsplaatsen of werknemers en arbeidsvolume gelden de volgende regels:
Administratieve toestand van de werknemer | Voor Capelo-hervorming | Na Capelo-hervorming |
---|---|---|
Wettelijke vakantie, feestdagen, gewoon ziekteverlof, ... | Werknemer telt mee als tewerkgestelde en het arbeidsvolume telt mee | Werknemer telt mee als tewerkgestelde en het arbeidsvolume telt mee |
TBS voorafgaand aan pensioen | Werknemer telt mee als tewerkgestelde en het arbeidsvolume telt mee | Werknemer telt NIET mee als tewerkgestelde en het arbeidsvolume telt NIET mee |
Overige TBS (ziekte, …) | Werknemer telt mee als tewerkgestelde en het arbeidsvolume telt mee | Werknemer telt mee als tewerkgestelde en het arbeidsvolume telt NIET mee |
Loopbaanonderbreking, onbezoldigd verlof | Werknemer telt NIET mee als tewerkgestelde en het arbeidsvolume telt NIET mee | Werknemer telt NIET mee als tewerkgestelde en het arbeidsvolume telt NIET mee |
Impact
De telling van het aantal arbeidsplaatsen en de tewerkgestelde werknemers wordt enkel beïnvloed door het stelsel van (volledige) TBS voorafgaand aan het pensioen. Dit stelsel komt hoofdzakelijk voor in bepaalde overheidsbedrijven, het onderwijs en defensie. Hierdoor werden in 2011 een 13800 werknemers minder geteld en dit vrijwel uitsluitend in de leeftijdsklasse 55-59 en in de activiteitssectoren ‘Telecommunicatie’ (2300) en ‘Onderwijs’ (11500). Voor het Ministerie van Defensie (met het specifieke stelsel van de VOP) werden de gegevens slechts geregistreerd na het opmaken van de statistieken voor 2011 en werden de ongeveer 3300 werknemers in dit stelsel tot op dat moment nog wel geteld.
Voor de meting van het arbeidsvolume is de impact veel groter. Niet alleen verdwijnen de prestaties van de (volledige) TBS voorafgaand aan het pensioen, maar ook deze van de overige(volledige) TBS. Daardoor worden bij deeltijdse terbeschikkingstelling enkel nog reële prestaties weerhouden. Daarnaast is het effect voelbaar in meerdere activiteitstakken en leeftijdsklassen, en is de impact niet elk kwartaal even groot.
Integratie van de gegevens van de plaatselijke en provinciale overheden
Door de fusie met DIBISS op 1 januari 2017 is de RSZ ook bevoegd voor de inning van bijdragen van de lokale besturen. Ook de werknemers van plaatselijke en provinciale overheden behoren sinds 2017 tot de waarnemingssfeer van de RSZ-statistieken. De statistieken omvatten niet alleen de integratie van deze gegevens, maar ook de gegevens van het recente verleden, zodat een coherente tijdreeks gepresenteerd wordt vanaf 2014.
Wanneer zijn de statistieken beschikbaar?
De statistieken volgen de kwartaalaangiften. Rekening houdend met de termijnen waarover de werkgevers of hun lasthebber (het sociaal secretariaat) beschikken om de aangiften in te dienen, en de controles op de correctheid en de statistische verwerking, zijn de brochures met betrekking op een kwartaal beschikbaar rond de volgende periodes:
- De brochure over de snelle ramingen van de tewerkstelling en de tijdreeksen over de bijdrageverminderingen (onlinestatistieken):
- Eerste kwartaal: eind juni
- Tweede kwartaal: eind september
- Derde kwartaal: eind december of begin januari van het jaar daarop
- Vierde kwartaal: eind maart van het jaar daarop
- De andere kwartaalpublicaties en onlinestatistieken:
- Eerste kwartaal: eind september
- Tweede kwartaal: eind december of begin januari van het jaar daarop
- Derde kwartaal: eind maart van het jaar daarop
- Vierde kwartaal: eind juni van het jaar daarop
De jaarlijkse brochures worden doorgaans gepubliceerd tijdens het derde kwartaal van het jaar nadien.
De brochure die de tewerkstelling naar plaats van effectieve tewerkstelling (de gedecentraliseerde statistiek, ook de "gele" brochure genoemd) vereist een specifieke verwerking van gegevens doordat ook de gegevens van DIBISS (ex-RSZPPO) geïntegreerd worden. Hierdoor kan geen exacte datum op de publicatie geplakt worden.
Ramingsmethode voor de ontbrekende werknemers
Op het ogenblik dat de basisgegevens doorstromen voor de statistische gegevensverwerking, ontbreken van een aantal werkgevers nog de aangiften van enkele of alle werknemers. Deze ontbrekende gegevens worden geraamd op basis van andere gegevens in de databank en andere databanken.
In een eerste fase worden ontbrekende werknemers opgespoord. Dit gebeurt door de aangiften van het huidige kwartaal met het voorgaande te vergelijken. Het niet meer voorkomen van werknemers op een aangifte, of het ontbreken van een volledige aangifte, kan verschillende redenen hebben:
- de werkgever is niet meer actief vanwege een stopzetting of is onder curatele gesteld,
- de werkgever is niet meer gekend onder hetzelfde identificatienummer door een transfer of overname,
- de werkgever verklaart expliciet geen werknemers meer tewerk te stellen (‘nihil’-aangifte),
- de werkgever heeft een aangifte ingediend bij de RSZ maar die is nog niet geïntegreerd in de gegevensbank (onleesbare of niet conforme of nog niet geregistreerde aangifte),
- de werkgever heeft slechts een gedeeltelijke aangifte (gedeeltelijk stilzwijgend) of nog helemaal geen aangifte (volledig stilzwijgend) ingediend,
- een gedeelte van het personeel is niet langer tewerkgesteld bij dezelfde werkgever.
In een tweede fase wordt voor werknemers die niet meer voorkomen op de aangifte van hun werkgever van het voorgaande kwartaal nagegaan of zij nog verbonden zijn aan een werkgever. Een eerste opzoeking laat toe om de werknemers die van werkgever veranderd zijn terug te vinden. Dit betekent dat die werknemers onder een ander werkgeversidentificatienummer voorkomen. Dit kan betekenen dat de werknemer bij een andere werkgever aan de slag is gegaan, of dat de werkgever van identificatienummer veranderde door een fusie of splitsing.
Voor werknemers die bij geen enkele werkgever zijn aangegeven in het huidige kwartaal wordt nagegaan of zij in andere bestanden worden teruggevonden. Tot en met 2002 werd hiervoor gebruik gemaakt van de informatie van de RVA of de RVP (die nu FPD heet), of de rijksregistergegevens. Daarmee werd nagegaan of de werknemers uit de arbeidsmarkt stapten (bijvoorbeeld door werkloosheid, (brug)pensioen of overlijden). Sinds 2003 wordt nagegaan of zij nog in het personeelsbestand van de werkgever opgenomen zijn. Sinds de veralgemening van de Dimona tot alle sectoren worden bijna alle arbeidsovereenkomsten tussen werkgever en werknemer opgeslagen in een elektronisch personeelsbestand dat door de RSZ wordt beheerd.
Op basis van voorgaande stappen worden ontbrekende werknemers per werkgever gegroepeerd en wordt een lijst van werkgevers met een relatief groot aantal ontbrekende werknemers opgesteld. Verdere manuele controles laten toe te bepalen voor welke werkgevers nog een aangifte (of een deel ervan) ontbreekt, en waarvoor de gegevens door imputatie moeten worden bijgeschat. De imputatie is gebaseerd op de gegevens van het voorgaande trimester en dit voor alle sectoren.