Aangegeven bijdragen
2022
Periodiciteit: Jaarlijks
Laatste updates: 06/11/2023
Deze statistieken behandelen bijdragen die theoretisch geïnd worden op basis van de prestaties over een bepaald kalenderjaar. Het zijn dus niet in de loop van dat jaar werkelijk geïnde bijdragen. Er is een verschil tussen de tijdens een jaar geïnde bedragen en de bedragen die betrekking hebben op de vier kwartalen van dat jaar. Een deel van die bijdragen wordt immers pas het volgende jaar gestort; sommige zelfs met achterstand. Ook kunnen er nog bedragen geïnd worden na rechtzettingen van aangiftes van vorige jaren .
- Download de publicatie (pdf)
- Download de tabellen (xlsx)
- Download de publicatie en de tabellen (zip)
Waarnemingssfeer
Deze statistieken gaan over de aangegeven bijdragen van de werknemers en de werkgevers die onder de bevoegdheid van de RSZ vallen. Dit is het geval wanneer een werknemer prestaties levert in uitvoering van een arbeids- of ermee gelijkgesteld contract (o.a. het ambtenarenstatuut voor de werknemers van overheidsdiensten).
De waarnemingssfeer is iets uitgebreider dan bij andere statistieken over de tewerkstelling. Dit komt omdat hier ook werknemers opgenomen zijn die voor buitenlandse werkgevers in het buitenland werken maar toch onderworpen zijn aan de Belgische sociale zekerheid. Dit kan als gevolg van een specifieke Europese reglementering die afwijkt van het algemeen principe dat de onderwerping aan de sociale zekerheid gekoppeld is aan de plaats van tewerkstelling. In de statistieken zijn ze opgenomen in de privésector onder ‘Z. Slecht gedefinieerde activiteiten’.
Op 1 januari 2018 is de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden (HVKZ) opgegaan in twee andere instellingen van sociale zekerheid: de RSZ en de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (HZIV). De RSZ registreert en controleert de socialezekerheidsaangiften, de inning van de sociale bijdragen, het beheer van de Poollijst en de toekenning van het wachtgeld en van de uitkering voor zeegewenning. De HZIV neemt de ziekte- en invaliditeitsverzekering, de sociale dienst en de toekenning en betaling van de ‘aanvullende vergoeding voor vaart in oorlogstijd’ op zich. Het specifieke socialezekerheidsstelsel voor zeevarenden maakt dat hierover geen gegevens opgenomen worden in deze statistieken. Raadpleeg de website www.seafarers-socialsecurity.be voor meer informatie over de sociale zekerheid voor zeevarenden.
De weergegeven bedragen moeten gezien worden als bruto-bijdragen, vóór de toepassing van de uitgebreide bijdrageverminderingen zoals die door de sociale wetgeving voorzien zijn.
De wijze van aangeven op de multifunctionele aangifte maakt een statistische verwerking op niveau van de werknemer mogelijk. Toch zijn er een aantal bijdragen die niet op het niveau van de werknemer moeten worden aangegeven, waardoor geen statistieken gekoppeld aan werknemerskenmerken mogelijk zijn.
Er dient ook opgemerkt te worden dat het kan gebeuren dat een kwartaalbijdrage, wanneer het bijdragepercentage nog niet bekend is, in een kwartaal niet geïnd wordt, maar in het kwartaal daarop én met uiteraard een dubbele bijdragevoet.
Statistiekeenheden
Algemeenheden over de sociale bijdragen
- De sociale bijdragen worden opgesplitst in bijdragen ten laste van de werknemers en bijdragen ten laste van de werkgevers,
- Ze worden berekend op de brutolonen vóór fiscale aftrek.
- Het enkel vakantiegeld, wat de gewone bezoldiging is voor de vakantiedagen, maakt deel uit van het loon dat als bijdragegrondslag dient. Voor de meeste arbeiders wordt dit echter niet door de werkgever maar door de vakantiekassen betaald. Om dit toch te kunnen meenemen in de berekening worden de brutolonen van deze arbeiders verhoogd met 8%. Tenzij expliciet anders vermeld, is dit hierna steeds gebeurd voor de lonen van de arbeiders.
- Bijdragen van de lokale besturen worden alleen apart besproken wanneer ze enkel betrekking hebben op de lokale sector. Als zij gelijk lopen met de bijdragen die hier verder besproken worden, dan wordt dit daar vermeld indien nodig. Men kan informatie over de bijdragen nalezen op de pagina Administratieve instructie van de portaalsite van de sociale zekerheid.
Bijdragen ten laste van de werknemer
Werknemersbijdragen voor sociale zekerheid
De werknemersbijdragen zijn een ingehouden percentage van het brutoloon van de werknemer. De totale bijdragevoet ervan hangt af van de socialezekerheidsregelingen die van toepassing zijn op de werknemer. Zo geldt voor statutaire ambtenaren, leerlingen en deeltijds leerplichtigen een lagere bijdragevoet. Dit impliceert dat besluiten (bijvoorbeeld over de bijdragen per sector) niet altijd even eenvoudig en eenduidig kunnen getrokken worden.
Inhouding op een deel van het dubbel vakantiegeld
Het gedeelte van het wettelijk vakantiegeld dat niet overeenstemt met het normale loon voor de vakantiedagen noemt men doorgaans het dubbel vakantiegeld. Hierop zijn geen ‘gewone’ socialezekerheidsbijdragen verschuldigd, aangezien het dubbel vakantiegeld niet gelijkgesteld wordt met loon. Toch geldt er een bijzondere inhouding voor. De wet van 29 juni 1981 schrijft een inhouding voor waarvan het toe te passen percentage gelijk is aan het totaal van de werknemersbijdragen voor sociale zekerheid (De bijdrage na ontslag van ambtenaren in de overheidssector werd niet opgenomen omdat het hier louter een regularisatie betreft - in 2019 gaat het over 1.962.461 EUR voor 1.427 ontslagen statutaire ambtenaren). Deze is ten laste van alle werknemers onderworpen aan de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie, maar wordt alleen voor de hoofdarbeiders rechtstreeks via de aangifte door de RSZ geïnd. De hier vermelde bedragen omvatten ook de inhouding op het vakantiegeld voor de contractuelen in de federale openbare sector. Voor de arbeiders gebeurt de inning door het vakantiefonds waarvan de werkgever afhangt, of door de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie. De transfer naar de RSZ van de geïnde inhoudingen gebeurt via deze laatste. De inhoudingen ten laste van de arbeiders maken dus geen deel uit van deze brochure. In DmfA worden de door de werkgever aangegeven bedragen geglobaliseerd aangegeven en niet per werknemer. Er is dan ook geen opsplitsing naar werknemerskenmerken mogelijk. Voor de lokale besturen daarentegen wordt de inhouding voor dubbel vakantiegeld wel berekend op het niveau van de werknemer, met uitzondering van werknemers die niet meer in dienst zijn.
Inhouding op het vakantiegeld van de openbare sector - "egalisatiebijdrage"
Vanaf 2015 wordt de RSZ ook belast met de inning op het vakantiegeld van de statutaire ambtenaren. De bijdragevoet van deze inhouding is gelijk aan de bijdragevoet van de werknemersbijdragen voor sociale zekerheid.
Bijzondere bijdrage voor de financiering van de sociale zekerheid
Deze bijdrage wordt jaarlijks berekend op het belastbaar inkomen van de werknemer en zijn gezin. De werkgever doet hiervoor maandelijks een inhouding op het loon van zijn werknemer(s) en stort deze eenmaal per kwartaal door, samen met de andere socialezekerheidsbijdragen. Het bedrag van de inhouding waarvan sprake in deze brochure hangt af van het inkomen van de werknemer en van de familiale situatie (het feit of de partner al dan niet beroepsinkomsten geniet).
Solidariteitsbijdrage voor niet-verzekeringsplichtige studenten
Sinds 1 januari 2017 is de regeling voor de niet-verzekeringsplichtige studenten grondig gewijzigd. Waar tot 2012 de niet-verzekeringsplichtige student maximum 23 kalenderdagen mocht werken tijdens het derde kwartaal en nog eens 23 kalenderdagen te werken verspreid over de andere drie kwartalen, mocht hij tussen 2012 en 2016 maximum 50 dagen verspreid over het volledige kalenderjaar werken onder dit stelsel. Sinds 2017 is dit 475 uur. Meer informatie over de nieuwe regeling is te vinden op de website www.rsz.be en op de website Student@Work.
Deze solidariteitsbijdrage wordt berekend op de loonmassa aan 100% (ook voor arbeiders) en omvat een gedeelte door de werkgever te betalen en een gedeelte ten laste van de student-werknemer.
Bijdrage op de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen
Onder bepaalde voorwaarden worden de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen toegekend aan de werknemers. Tot een bepaald grensbedrag per kalenderjaar geldt dit niet als loon. De grondslag van deze bijdrage is dus geen loon maar het bedrag van het voordeel. Dit bedrag wordt elk jaar aangepast aan de evolutie van de kost voor het levensonderhoud.
In dat geval zijn deze voordelen onderworpen aan een solidariteitsbijdrage van 13,07% ten laste van de werknemer. Het in de statistiek opgenomen bijdragebedrag is de som van de werkgevers- en de werknemersbijdrage.
Solidariteitsbijdrage op de winstdeelname
Er geldt een solidariteitsbijdrage voor winstdeelname voor werknemers die toetreden tot een participatieplan bij hun onderneming. Deze solidariteitsbijdrage is een bijzondere werknemersbijdrage en bedraagt een percentage van het ontvangen bedrag. De bijdrage wordt door de werkgever globaal aangegeven en is daarom niet uit te splitsen naar werknemerskenmerken.
Inhouding ten laste van een bruggepensioneerde of een pseudobruggepensioneerde
In het kader van het generatiepact worden vanaf het tweede kwartaal van 2010 int de RSZ ook de persoonlijke inhouding op het totaal van de aanvullingen en op de uitkering aan bruggepensioneerde of pseudobruggepensioneerde werknemers.
Werknemersbijdrage pensioen voor statutaire ambtenaren
In het kader van de fusie van RVP (Rijksdienst voor Pensioen) met PDOS (Pensioendienst voor de Overheidssector) int de RSZ sinds 2015 de bijdragen bestemd voor de financiering van het pensioen van statutaire ambtenaren. De jaarlijkse aangifte van deze bijdragen aan de nieuwe Federale Pensioendienst (FDP) wordt dus vanaf 2015 vervangen door het vermelden van deze bijdragen op de kwartaalaangifte. Deze bijdragen bestaan uit een werknemersbijdrage en een werkgeversbijdrage (die onder 3.17 besproken wordt). De werknemersbijdrage omvat de persoonlijke bijdrage ten laste van statutaire ambtenaren alsook deze van de managers.
Sinds 2017 (de fusie van RSZ en DIBISS) int de RSZ ook de pensioenbijdragen voor de lokale en provinciale administraties die aangesloten zijn bij het gesolidariseerd pensioenfonds, de pool van de parastatalen of het pensioenregime ten laste van de schatkist. De administraties die aangesloten zijn bij het gesolidariseerd pensioenfonds zijn bij de RSZ voor hun vastbenoemde ambtenaren een basis- en een responsabiliseringsbijdrage verschuldigd. Specifiek aan deze laatste is dat ze betaald wordt als maandelijkse voorschotten.
Bijdragen ten laste van de werkgever
Werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid
Deze bijdragen worden berekend op het brutoloon van de werkgever onder de vorm van een procentuele bijdragevoet. De grootte van deze bijdragevoet is sinds 2015 niet meer de som van de bijdragevoeten voor elke van de socialezekerheidsregelingen waaraan een werknemer onderworpen is (de regelingen voor kinderbijslagen, pensioenen, ziekte en invaliditeit, werkloosheid, arbeidsongevallen en beroepsziekten), maar verschilt naargelang een aantal types werknemers: werknemers uit de privésector (vanuit een administratief standpunt), contractuelen uit de openbare sector, statutairen en gelijkgestelden in de openbare sector, leerlingen en gelijkgestelden. Wanneer bepaalde regelingen niet van toepassing zijn, dan worden de overeenstemmende bijdragevoeten van de globale bijdragevoet afgetrokken.
Deze patronale bijdragevoet omvat ook, waar deze van toepassing is, een, veranderlijke, loonmatigingsbijdrage; deze wordt verhoogd met 1,60% voor de werkgevers die op het einde van vier refertekwartalen gemiddeld 10 of meer werknemers in dienst hadden.
De specifieke bijdrage van 0,02% ten laste van de werkgevers die onder de toepassing vallen van de arbeidsongevallenwet in de privésector van 1971 is eveneens inbegrepen.
Daarnaast werd de financiering van de kinderbijslag hervormd en verloopt vanaf 2015 niet meer via de RSZ. Deze verandering beïnvloedt de in deze statistieken voorkomende bedragen. De hervorming van de financiering werd voorafgegaan door een aanpassing van het administratief circuit waardoor geen enkele openbare instelling rechtstreeks kindergeld betaalt aan zijn werknemers. Het bedrag van deze stortingen werd omgezet in een verhoging van de globale bijdragevoet van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid in de openbare sector. De inkomsten van de RSZ werden als gevolg daarvan niet verhoogd aangezien de staatstoelage verlaagd werd.
Bovendien, als gevolg van de regionalisering en de communautarisering van de betrokken materies, bestaan er geen bijdragen meer voor het betaald educatief verlof, voor het onthaal van kinderen noch voor de begeleiding en opvolging van de werklozen. Een bedrag gelijk aan deze bijdragevoeten maakt vanaf 2015 deel uit van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid zoals hier gedefinieerd.
Voor de contractuele personeelsleden en ambtenaren van de provinciale en plaatselijke besturen is een werkgeversbijdrage voor de sector beroepsziekten verschuldigd die gelijk is aan 0,17% van het aan socialezekerheidsbijdragen onderworpen loon. De werkgeversbijdrage voor de sector beroepsziekten is bestemd voor het Federaal Agentschap voor Beroepsrisico's (FEDRIS) en wordt aangewend ter financiering van de uitkeringen voor beroepsziekten aan de personeelsleden van de provinciale en plaatselijke besturen.
Daarnaast bestaan er ook nog bijzondere bijdragen die samen met de werkgeversbijdragen geïnd worden en die specifieke begrotingen van openbare instellingen van de sociale zekerheid financieren; zij staan verder in de brochure apart (asbestfonds).
Met de wetten van 26 december 2015 en van 16 mei 2016 is een belangrijk deel van de taxshift op het vlak van sociale zekerheid gerealiseerd. Vanaf dan is er nog maar één patronale basisbijdrage (totaalpercentage) van toepassing, verschillend naar gelang het statuut (werknemer in de privésector, contractueel of statutair in de overheid, leerling).
Bijdrage voor de regeling voor de jaarlijkse vakantie
De regeling voor de jaarlijkse vakantie voor de arbeiders wijkt op twee punten af van de andere regelingen voor de sociale zekerheid. Ten eerste wordt hiermee een uitgesteld loon voor de arbeiders gefinancierd: het enkel en het dubbel vakantiegeld. Ten tweede bevat de bijdrage voor deze regeling twee componenten: een kwartaalbijdrage en een jaarlijkse bijdrage die verschuldigd is tegelijkertijd met de bijdragen van het eerste kwartaal van het jaar dat erop volgt. Deze laatste wordt berekend door de RSZ en geregeld via een uitnodiging tot betaling. De hier gepresenteerde bijdragen zijn dus de theoretisch te innen bedragen op de lonen met betrekking tot een kalenderjaar.
Tevens dient opgemerkt te worden dat de jaarlijkse bijdrage voor jaarlijkse vakantie voor de arbeiders in de bouwsector (zij die onder het toepassingsgebied vallen van het Paritair Comité voor de Bouwsector) geïntegreerd is in de bijdrage voor de Fondsen voor Bestaanszekerheid, waardoor deze daar opgenomen is.
Solidariteitsbijdrage voor niet-verzekeringsplichtige studenten
Voor meer informatie raadpleeg hiervooronder ‘bijdragen ten laste van de werknemer’.
Bijdragen voor de Fondsen voor bestaanszekerheid en de sectorale pensioenfondsen
Fondsen voor bestaanszekerheid zijn paritair georganiseerde organen opgericht in de schoot van (sub)paritaire comités om vergoedingen, premies of aanvullende sociale voordelen (waaronder een sectoraal aanvullend pensioen of een vorming) aan de werknemers binnen die sectoren te financieren. Bepaalde van die fondsen voor bestaanszekerheid vertrouwen de inning van hun bijdrage(n) toe aan de RSZ. Een volledig overzicht van deze fondsen vindt men op de pagina Fondsen voor bestaanszekerheid van de portaal van de sociale zekerheid.
Als er een gedeelte bestemd wordt voor een sectoraal aanvullend pensioen, bevat de bijdragevoet voor onderhavige bijdrage eveneens de bijdrage voor aanvullend pensioen. Dit gedeelte is hier niet opgenomen maar toegevoegd aan de cijfers van de bijdrage voor het aanvullend pensioen.
Ter herinnering: de bijdrage voor bestaanszekerheid voor de arbeiders die onder het Paritair Comité voor de Bouwsector vallen, bevat ook de jaarlijkse bijdrage voor de jaarlijkse vakantie.
Een gedeelte van deze bijdragen wordt berekend op basis van een forfait.
Bijdragen voor het Fonds voor sluiting van ondernemingen
De basisbijdrage voor dit fonds dient om tussen te komen wanneer, bij sluiting van de onderneming, een werkgever niet meer aan zijn verplichtingen ten opzichte van zijn werknemers voldoet. De bijzondere bijdrage financiert andere opdrachten van dit fonds waaronder vooral een tussenkomst in de vergoeding van bepaalde werkloosheidsdagen.
Bijdragen op het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag
Op 1 januari 2012 is de term ‘brugpensioen’ vervangen door ‘Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag’.
Het gaat hier om bijdragen die in de meest strikte betekenis geen bijdragen zijn op het tewerkstellen van werknemers. Immers de betrokken personen zijn op het moment dat deze bijdrage verschuldigd is al werkloos met bedrijfstoeslag. Bij de statistieken wordt tevens een verdeling gemaakt naar geslacht en naar activiteit van de onderneming die de bijdrage aan de RSZ betaalt (dit is niet altijd de vroegere werkgever). Vanaf het tweede kwartaal 2010 werd de wijze waarop het bedrag van deze bijdrage bepaald wordt aangepast: er wordt nu onderscheid gemaakt volgens de leeftijd van de werknemer (ofwel op het moment dat de werkloosheid met bedrijfstoeslag ingaat, ofwel op het moment dat de aanvullende vergoeding betaald werd), en het feit of het een onderneming uit de non-profitsector is of niet, dan wel in moeilijkheden of in herstructurering.
De persoonlijke inhouding op het totaal van de aanvullingen en op de uitkering aan de werknemer, die verschuldigd is aan andere instellingen van de sociale zekerheid (RVA en RVP) wordt sinds het tweede kwartaal 2010 ook door de RSZ geïnd en is dus vanaf dan ook opgenomen in de statistieken.
Bijdrage voor aanvullend pensioen (extralegaal pensioen)
Dit is een werkgeversbijdrage die verschuldigd is op de stortingen die rechtstreeks aan de gewezen werknemers of hun rechtverkrijgenden, of onrechtstreeks, als premies of bijdragen betaald worden, bijvoorbeeld in het kader van een groepsverzekering, aan een pensioenfonds of aan elke andere instelling, met als doel aanvullende voordelen te verlenen bij het pensioenstelsel van de werknemers. De kwartaalaangifte van de RSZ voorziet niet in de mogelijkheid om dit bedrag te koppelen aan de betrokken werknemers of oud-werknemers. Deze bijdrage kan dus niet gekoppeld worden aan werknemerskenmerken.
Sinds de invoering van de sectorale pensioenfondsen, worden voor een aantal fondsen de inning voor de financiering van deze fondsen toevertrouwd aan de RSZ. Ze is geïntegreerd in de bijdrage die in de betreffende paragraaf beschreven wordt, maar wordt in deze brochure aan de bijdrage voor aanvullend pensioen toegevoegd.
Sinds 2017 (sinds fusie met DIBISS) int de RSZ de bijdrage voor de tweede pensioenpijler voor de groepsverzekering die beheerd wordt door de tijdelijke handelsvennootschap ‘Belfius Insurance-Ethias lokale contractanten’. De lokale besturen die geopteerd hebben om een inhaaltoelage rechtstreeks aan BI-Ethias te betalen of een bonusbijdrage betalen voor de contractanten die tewerkgesteld zijn in de Vlaamse welzijnssectoren en waarvoor het in het kader van het ‘Vlaams Intersectoraal Akkoord 2011-2015 voor de social profit en de non-profit sector’ middelen ontvangt van de Gemeenschappelijke Sociale Dienst Lokale Besturen in Vlaanderen (GSD-V), ter versterking van de tweede pensioenpijler, zijn daarnaast een bijzondere bijdrage van 8,86% verschuldigd aan de RSZ.
Bijdrage voor risicogroepen
Werkgevers onderworpen aan de wet op de paritaire comités dienen initiatieven te nemen ter bevordering van de werkgelegenheid en vorming voor personen die behoren tot bepaalde risicogroepen. Deze initiatieven worden gefinancierd via een percentage van de jaarlijkse loonmassa. Dit vertaalt zich in collectieve arbeidsovereenkomsten op niveau van de onderneming of van de sector (paritair (sub)comité). Aangezien deze initiatieven vaak op sectoraal niveau georganiseerd worden, gebeurt de financiering ervan dikwijls via een bijdrage aan een fonds voor bestaanszekerheid, die de inning dan op zijn beurt toevertrouwt aan de RSZ.Indien die er voor bepaalde werknemerscategorieën niet is, is de werkgever aan de RSZ een bijdrage verschuldigd, waarvan de bijdragevoet wettelijk wordt vastgelegd en die kan verschillen van kwartaal tot kwartaal. Het gaat hier om deze laatste bijdrage, die eveneens globaal aangegeven wordt en dus niet gekoppeld kan worden aan werknemerskenmerken.
Ze is enkel verschuldigd voor werkgevers in de privésector. Het voorkomen van cijfers in de publieke sector heeft te maken met het feit dat voor bepaalde werkgevers, die statistisch beschouwd worden als behorend tot de publieke sector, de socialezekerheidswetgeving van de privésector van toepassing is.
Deze bijdrage is bestemd voor het Globaal Beheer van de Sociale Zekerheid.
Bijdrage ter financiering van tijdelijke werkloosheid en de anciënniteittoeslag voor oudere werklozen
Deze bijdrage, die van toepassing is op de werkgevers van de privésector, financiert in werkelijkheid niet het stelsel van de werkloosheid. Ze is sinds het ontstaan van het Globaal Beheer van de financiële middelen van de sociale zekerheid geïntegreerd in het geheel van de middelen dat toelaat om de verschillende stelsels van de sociale zekerheid te financieren volgens de noden. Ook hier is het voorkomen van bedragen in de publieke sector voor deze bijdrage te wijten aan het feit dat voor bepaalde werkgevers, die statistisch beschouwd worden als behorend tot de publieke sector, de socialezekerheidswetgeving van de privésector van toepassing is.
Solidariteitsbijdrage op het persoonlijk en individueel gebruik van een bedrijfsvoertuig
Hoewel het voordeel van het persoonlijk en individueel gebruik van een voertuig ter beschikking gesteld door een werkgever uit het loonbegrip is uitgesloten, is er hierop wel een solidariteitsbijdrage verschuldigd, ten laste van de werkgever. De solidariteitsbijdrage is echter niet te koppelen aan de kenmerken van de personen die van het voordeel genieten.
Bijzondere bijdrage aanvullende vergoeding (bijzondere bijdrage pseudobrugpensioen)
Vanaf het tweede kwartaal 2006 is er in het kader van het generatiepact een bijzondere werkgeversbijdrage op sommige aanvullende vergoedingen (naar analogie van de aanvullende vergoedingen bij het conventioneel stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag), met als doel deze vergoedingen te vermijden of te ontmoedigen. Door het toekennen van een aanvullende vergoeding bij de werkloosheid blijven de strikte regels met betrekking tot het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag immers dode letter en zijn de werknemers die deze aanvullende vergoedingen bij hun uitkering ontvangen, minder geneigd het werk te hervatten.
De persoonlijke inhouding op het totaal van de aanvullingen en op de uitkering aan de werknemer, die verschuldigd is aan andere instellingen van de sociale zekerheid (RVA en RVP) wordt sinds het tweede kwartaal 2010 ook door de RSZ geïnd en is dus vanaf dan ook opgenomen in deze statistieken.
Omdat het systeem van het toekennen van aanvullende vergoedingen bij een sociale uitkering vooral op bedrijfsniveau als een pseudo-brugpensioen wordt aangewend en niet zozeer op sectorniveau, maakt de wetgever een onderscheid tussen de aanvullingen toegekend op sectoraal niveau en deze op bedrijfs- of individueel niveau. Ook andere elementen worden in rekening gebracht bij het vaststellen van de bijzondere bijdrage pseudo-brugpensioen, zoals leeftijd van de ontslagen werknemer of de hoogte van de toegekende aanvulling.
Bijdrage voor de financiering van het asbestfonds
Vanaf het tweede kwartaal 2007 is er een bijdrage voor een asbestfonds, opgericht voor de schadeloosstelling van asbestslachtoffers. Deze bijdrage is door alle werkgevers verschuldigd voor alle geheel of gedeeltelijk onderworpen werknemers, met inbegrip van de niet-verzekeringsplichtige studenten. Het is niet mogelijk om op de kwartaalaangifte een paritair comité te vermelden voor de niet-verzekeringsplichtige studenten. Het is ook niet correct ze toe te wijzen aan de categorie ‘Geen paritair comité van toepassing’. Hierdoor ontbreken deze gegevens in dit gedeelte van de statistieken en is er ook een verschil met de andere gedeelten van de statistieken.
Vanaf 2017 wordt de bijdrage enkel geïnd voor het 1ste en het 2e kwartaal.
Bijdrage op de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen
Onder bepaalde voorwaarden worden niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen toegekend aan de werknemers. Ze worden uit het loonbegrip uitgesloten tot een bepaald grensbedrag per kalenderjaar. De grondslag van deze bijdrage is dus geen loon maar het bedrag van het voordeel. Dit bedrag wordt elk jaar aangepast aan de evolutie van de kost voor het levensonderhoud.
In dat geval zijn deze voordelen onderworpen aan een bijzondere werkgeversbijdrage. Het in de statistieken opgenomen bijdragebedrag is de som van bijdrage ten laste van de werkgevers en de werknemers.
Werkgeversbijdrage pensioen voor statutaire ambtenaren
De RSZ int sinds 2015 (naast de werknemersbijdragen) de werkgeversbijdragen bestemd voor de financiering van het pensioen van statutaire ambtenaren. Ook hier omvat deze bijdrage zowel het deel patronale bijdrage voor statutaire ambtenaren, als dit voor de managers.
Bijdrage voor een Gemeenschappelijke Sociale Dienst (Lokale besturen)
Voor de lokale besturen die aangesloten zijn bij een Gemeenschappelijke Sociale Dienst, staat de RSZ in voor de inning van de werkgeversbijdrage op het aan de sociale zekerheid onderworpen loon van de contractuele en de vastbenoemde personeelsleden.
De bijdrage is naargelang het geval bestemd voor de Gemeenschappelijke Sociale Dienst van de provinciale en plaatselijke besturen, de Gemeenschappelijke Sociale Dienst van de politie of de Gemeenschappelijke Sociale Dienst – Vlaanderen.
Herverdeling van de sociale lasten
Het doel van de herverdeling van de sociale lasten is de sociale lasten van de KMO’s te verlichten door ze een vermindering van de socialezekerheidsbijdragen voor werkgevers toe te kennen. Als tegengewicht bestaat er een compenserende bijdrage ten laste van de grotere werkgevers. Deze maatregel geldt alleen voor de privésector met als verdere beperking dat deze werkgevers een economische activiteit dienen uit te oefenen met een commercieel of industrieel doel, of dat ze een vrij beroep dienen uit te oefenen.
Het bedrag van de teruggave of van de bijkomende bijdrage wordt door de diensten van de RSZ berekend op basis van de bijdragen van het voorafgaande jaar, en wordt op het credit of op het debet van de werkgever ingeschreven. De gegevens bevinden zich als dusdanig niet in de DmfA-databank.
Aangezien de herverdeling van de sociale lasten een ‘verfijning’ kan genoemd worden van de verschuldigde socialezekerheidsbijdragen wordt ze wel geïntegreerd in de statistieken, maar ze kan niet gekoppeld worden aan werknemerskenmerken.
Werkgeversbijdragen die niet in de tabellen voorkomen
Outplacement
De werknemer wiens arbeidsovereenkomst wordt beëindigd en die de leeftijd van vijfenveertig jaar heeft bereikt op het moment waarop het ontslag is gegeven, heeft onder bepaalde voorwaarden recht op outplacementbegeleiding. Wanneer de werkgever deze verplichtingen die voortvloeien uit het outplacement niet heeft nageleefd moet hij een bijdrage betalen ten gunste van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
Solidariteitsbijdrage op de door de werkgever terugbetaalde verkeersboetes
Om de werkgevers te ontraden de werknemers aan te zetten tot overtredingen, wordt vanaf het eerste kwartaal 2009 een solidariteitsbijdrage ingevoerd op de bedragen die een werkgever in de plaats van een werknemer betaalt (of aan zijn werknemer terugbetaalt), voor een door de werknemer tijdens de uitoefening van zijn arbeidsovereenkomst opgelopen verkeersboete.
Solidariteitsbijdrage voor nalatigheid van de Dimona-aangifte
Elke werkgever moet verplicht, voor de aanwerving van één of meerdere werknemers, een Dimona-aangifte verrichten (er is enkel een uitzondering voor bepaalde stagiairs). De bijdrage is verschuldigd voor alle werknemers voor wie de Dimona-aangifte niet is ingediend.
Het te betalen bedrag, op basis van een ingewikkelde berekening, wordt per aangetekende brief meegedeeld.
Bijzondere bijdrage economische werkloosheid
Voor de toegekende dagen tijdelijke werkloosheid door gebrek aan werk om economische redenen wordt een jaarlijkse, bijzondere bijdrage geïnd bij bepaalde werkgevers. Vroeger was dit enkel voor werkgevers waarvan het personeel ressorteert onder het paritair comité voor het bouwbedrijf (PC 124) en die een aantal dagen economische werkloosheid aangegeven hebben dat groter is dan een bepaalde drempel. Nu is deze bijdrage ook van toepassing voor de andere paritaire comités.
Voor de bouwsector wordt het bedrag het volgende jaar door de RSZ berekend op basis van het totale aantal dagen economische werkloosheid dat de werkgever in het voorafgaande kalenderjaar heeft aangegeven en geïnd via een uitnodiging tot betaling die aan de betrokken werkgevers toegestuurd wordt. Voor de andere werkgevers gebeurt sinds 2017 de inning niet meer op die wijze, maar via de gewone kwartaalaangifte tijdens het jaar zelf.
Bijzondere bijdrage op sommige stortingen voor de vorming van een buitenwettelijk pensioen
Naast de bijdrage op sommige stortingen voor aanvullend pensioen (extralegaal pensioen) is de werkgever vanaf het vierde kwartaal van 2012, en enkel in het vierde kwartaal een bijkomende bijdrage verschuldigd, wanneer voor ten minste één van zijn werknemers de betaalde bedragen voor de opbouw van het aanvullend pensioen en de premies voor een overlijdensdekking een jaarlijkse grens overschrijden.
Vakbondspremiebijdrage (Lokale besturen)
De provinciale en plaatselijke besturen zijn aan de RSZ een jaarlijkse forfaitaire werkgeversbijdrage verschuldigd voor elk personeelslid dat op 31 maart van het referentiejaar tot het personeelsbestand behoort. Het omvat quasi alle personeelsleden behalve enkele speciale gevallen.
Het bedrag van de bijdrage beloopt momenteel 46,55 EUR per jaar en per personeelslid.
Activeringsbijdrage
Vanaf 2018 bestaat er een activeringsbijdrage als ontradende maatregel voor werkgevers die hun werknemers met een al dan niet verminderd loon, vrijstellen van prestaties om op deze manier de striktere voorwaarden van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) te omzeilen.
Het bijdragepercentage is afhankelijk van de leeftijd op het ogenblik dat de werkgever de werknemer vrijstelt van prestaties en wordt met 40% verminderd als de werknemer tijdens de periode van vrijstelling van prestaties wordt verplicht om een opleiding georganiseerd door zijn werkgever te volgen.
Mobiliteitsvergoeding - 'Cash-for-cars'
Vanaf 2018 krijgen sommige werknemers die gebruik maken van een bedrijfsvoertuig, de mogelijkheid deze in te ruilen voor een mobiliteitsvergoeding. De werkgevers is hierop een solidariteitsbijdrage verschuldigd. Die is even hoog als de solidariteitsbijdrage die de werkgever verschuldigd was voor de ingeruilde bedrijfswagen en wordt op dezelfde manier berekend zolang de mobiliteitsvergoeding wordt toegekend.
Wijze van opmaken
De statistieken zijn opgemaakt aan de hand van de DmfA en DmfAppl wat betreft het gedeelte van de vroegere DIBISS. De gegevens van de vier kwartalen worden samengeteld om tot jaarcijfers te komen.
Classificatiecriteria
Werknemerskenmerken
Het identificatienummer van de sociale zekerheid biedt mogelijkheden om kenmerken eigen aan de persoon te koppelen aan zijn/haar prestaties en aan de bijdragen waarvan ze de grond vormen.
Sommige bijdragen worden echter niet op het niveau van de werknemer aangegeven, waardoor er geen gegevens kunnen gekoppeld worden aan de werknemerskenmerken. Het betreft de bijdragen voor het aanvullend pensioen en de werkzaamheden i.v.m. de herverdeling van de sociale lasten, de bijdrage op het dubbel vakantiegeld en de nieuwe solidariteitsbijdrage op de winstdeelname. Sinds 2005 is dit ook het geval voor de bijdrage op het privégebruik van bedrijfsvoertuigen.
De opdeling volgens geslacht is gebaseerd op het rijksregisternummer en stelt geen specifieke problemen.
De opdeling naar hoofdverblijfplaats (bestuurlijk arrondissement) van de werknemer is gebaseerd op de desbetreffende informatie in het Rijksregister en de aanvullende bestanden bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. Het gaat hier om de hoofdverblijfplaats van de werknemer zoals die op het einde van het kwartaal gekend is. In de zone ‘onbekend’ komen onder meer de gegevens met betrekking tot de personen zonder vaste hoofdverblijfplaats in België (grensarbeiders, binnenschippers, ...) en de werknemers voor wie de informatie ontbreekt (o.m. deze uit de bijkomende bestanden van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid).
Het paritair comité wordt in veel gevallen beschouwd als een kenmerk eigen aan de werkgever, maar wordt in de DmfA-aangifte wel gekoppeld aan de gegevens op werknemersniveau. Voor alle duidelijkheid: het is het paritair comité zoals dit door de werkgever op de aangifte wordt vermeld. Daardoor zijn ook hier een aantal bijdragen niet opgenomen omdat ze niet kunnen gekoppeld worden aan de relatie werkgever-werknemer.
Ten slotte is er een onderscheid volgens het statuut van de werknemer (arbeider, bediende, ambtenaar en student).
Er is geen indeling volgens leeftijd, beroep of scholing.
Werkgeverskenmerken
De kenmerken eigen aan de werkgever hebben betrekking op de werkgever als juridische entiteit, zoals gedefinieerd voor de toepassing van de sociale zekerheid, en dus niet op de vestigingseenheid waar de werknemer is tewerkgesteld (zie voor deze problematiek ook de gedecentraliseerde statistieken).
De geografische indeling van de bijdragen volgens hoofdzetel van de werkgever gebeurt op basis van het bestuurlijk arrondissement van de voornaamste uitbatingszetel van de onderneming, nl. deze met de meeste werknemers. Het betreft hier dus niet de sociale zetel van de onderneming.
De economische activiteit betreft de hoofdactiviteit van de werkgever (de activiteit overeenkomstig het grootste omzetcijfer, of bij gebrek hieraan, de activiteit waaraan het grootste aantal werknemers deelneemt). De indeling geschiedt volgens de algemene systematische bedrijfsindeling in de Europese Gemeenschap, de NACE-Bel.
De dimensie van de werkgever hangt af van het totaal aantal arbeidsplaatsen bij de werkgever. Zo zijn er negen klassen in stijgende volgorde voorzien. Zij omvatten de werkgevers met respectievelijk minder dan 5 werknemers, 5 t/m 9 werknemers, 10 t/m 19 werknemers, 20 t/m 49 werknemers, 50 t/m 99 werknemers, 100 t/m 199 werknemers, 200 t/m 499 werknemers, 500 t/m 999 werknemers en 1.000 of meer werknemers in dienst.
De sector maakt het onderscheid tussen de privésector enerzijds en de overheidssector anderzijds. De indelingscriteria die hier gebruikt worden zijn deze die traditioneel gehanteerd worden in de statistieken van de RSZ. De opsplitsing tussen privé- en overheidssector is soms zeer delicaat: een evolutie vastgesteld in een sector is niet noodzakelijk te wijten aan fluctuaties van het personeel, maar kan ook het gevolg zijn van het overgaan van een aantal werkgevers naar een andere sector (o.a. door privatiseringen).