Flexijobs

Tweede kwartaal 2024

Periodiciteit: Kwartaal

Laatste updates: 16/12/2024

Flexijobs bestaan sinds 1 december 2015 en zijn specifiek bedoeld voor mensen die al aan het werk of gepensioneerd zijn en willen bijklussen. Iemand die voldoende prestaties verricht bij een andere werkgever of werkgevers (minimum 80% tewerkstelling), kan bijverdienen met een flexijob. De flexiwerknemer ontvangt daarvoor een nettoloon dat is vrijgesteld van belastingen en werknemersbijdragen. Alleen de RSZ-werkgeversbijdragen zijn verschuldigd. Voor meer details verwijzen we naar de instructies voor de werkgever.

Er is geen beperking op het aantal uren dat iemand als flexiwerknemer mag presteren. Sinds 2024 is er wel een beperking op het jaarlijks loon dat een flexiwerker onbelast mag bijverdienen. Momenteel gaat het om 12.000 EUR. Die beperking geldt echter niet voor wie gepensioneerd is.

Aanvankelijk waren flexijobs enkel bedoeld voor de Horeca, maar doorheen de tijd werd het systeem uitgebreid naar andere sectoren. Een volledige beschrijving van de flexijobs en de sectoren die er gebruik van kunnen maken, is beschikbaar in de instructies voor de werkgever

De ingrijpende uitbreiding in 2024, samen met een vernieuwde methodologie die werd ontwikkeld om statistieken rond bijzondere types van tewerkstelling (Flexijobs, extra’s in Horeca en in land- en tuinbouw, tewerkstelling met dienstencheques, studentenarbeid…) te kunnen publiceren, zijn de aanleiding geweest om dit gedeelte van het statistisch aanbod te herwerken. Een omstandige uitleg kan teruggevonden worden op de methodologische pagina. De bestanden zoals die gepubliceerd werden tot 2023, volgens de klassieke methodologie, zijn nog steeds beschikbaar via de link hieronder.

De statistische gegevens over de flexijobs tot en met 2023 kunnen hier geraadpleegd worden.

 

Op deze plaats kan u de meest recente gegevens vinden met betrekking tot de flexijobs. Een eerste paragraaf bevat een bondig overzicht van de globale evolutie vanaf 2016. Daarna wordt ingezoomd op de meest recente evolutie door de gegevens van het meest recente kwartaal te vergelijken met het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar.

Download hier de ruwe data die als basis dienen voor onze statistieken. 

Evolutie flexijobs naar flexisector vanaf het eerste kwartaal van 2016

Een eerste grafiek geeft mooi de evolutie weer van het aantal flexijobs en het arbeidsvolume in VTE naar flexisector per kwartaal. Tegelijk zien we duidelijk de verschillende uitbreidingen van het toepassingsgebied naar nieuwe flexisectoren zoals die werden ingevoerd sinds het systeem in 2015 specifiek voor de horeca ontstond. Sindsdien nam het aantal flexijobs, het arbeidsvolume en het aantal gebruikers stelselmatig toe. Een uitzondering op deze gestage toename is duidelijk merkbaar tijdens de Covid-pandemie in het tweede kwartaal van 2020. We merken in die periode vooral een daling van het aantal flexijobs en het arbeidsvolume in de horeca wat niet verwonderlijk is gezien de Covidmaatregelen waaraan de horecazaken onderworpen werden.  

Commentaar

Op 18 maart 2020 ging het land een eerste keer in lockdown wat de opmerkelijke daling in de horeca verklaart. De daling is minder uitgesproken voor de handel gezien essentiële handelszaken zoals voedingswinkels hun activiteiten niet moesten stopzetten tijdens die periode. Na aanvankelijke versoepelingen met de heropening van de horecazaken op 8 juni 2020 ging het in het vierde kwartaal van 2020 opnieuw de slechte kant uit met het aantal Covid-besmettingen. Op 2 november 2020 gaat het land voor een tweede keer in lockdown met de bekende gevolgen voor de horeca. Tijdens het eerste kwartaal van 2021 startte de vaccinatiecampagne en werden de maatregelen versoepeld. Ook die evolutie is duidelijk zichtbaar in de grafiek.  

Dat geldt ook voor de verschillende sleutelmomenten in de uitbreiding van het aantal flexisectoren. Uit de grafiek komt duidelijk naar voor dat het systeem aanvankelijk beperkt was tot de horeca (en de uitzendkantoren voor wat uitzendkrachten in de horeca betreft). Vanaf 1 januari 2018 werden de flexisectoren uitgebreid met verschillende handelsactiviteiten, bakkerijen, kappers en schoonheidssalons. Op 1 januari 2023 breidde het aantal flexisectoren opnieuw uit met sport- en cultuur, en zorg- en gezondheid. De grootste toename van het aantal flexisectoren vond plaats op 1 januari 2024 wanneer garages, autorijscholen, vervoer en logistiek, organisatie van evenementen, begrafenisondernemers, land- en tuinbouw, beheer van gebouwen en kinderopvang werden toegevoegd. Ook binnen de voedingsnijverheid werden de flexisectoren verder uitgebreid. Vanaf het tweede kwartaal van 2024 is het gebruik van flexijobs bovendien ook toegelaten in de kinderopvang en het onderwijs. Een gedetailleerde beschrijving van die uitbreidingsgolven is terug te vinden in de administratieve instructies van de RSZ. Binnen die meest recente flexisectoren is het gebruik van het systeem bij aanvang nog eerder beperkt, maar de grafiek maakt duidelijk dat dat bij elke uitbreiding het geval was. Eens het systeem ingeburgerd raakt binnen een flexisector, stijgt ook het gebruik ervan.

Analyse van de flexijobs voor het tweede kwartaal 2024

Onderstaande grafiek toont dat zowel het aantal flexijobs (arbeidsplaatsen) als het arbeidsvolume in VTE sterk toenamen ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. Die stijging doet zich voor in veel flexisectoren. Vanaf 1 januari 2024 werd het systeem bovendien ook uitgebreid naar een aantal nieuwe flexisectoren. 

Wanneer we die cijfers meer in detail bekijken per flexisector dan merken we dat er wel wat variatie bestaat tussen die verschillende sectoren.

Commentaar

Horeca 

In de horeca is het systeem van de flexijob helemaal ingeburgerd. Tijdens het tweede kwartaal van 2024 nam het aantal flexijobs nog toe met 4,7% ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder. Ook het arbeidsvolume in VTE kende in het tweede kwartaal van 2024 een stijging van 5,4% tegenover het tweede kwartaal 2023.    

Handel 

In 2018 trad ook de handel toe tot het systeem van de flexijobs en ook daar winnen de flexijobs nog steeds aan populariteit.  Ten opzichte van dezelfde periode in 2023, steeg het aantal flexijobs in de handel met 19,8% in het tweedekwartaal van 2024. Het arbeidsvolume nam toe met 22%.   

Voeding – bakkerij 

Bakkers mogen sinds 2018 gebruik maken van het systeem en ook daar is het gebruik van flexijobs nog steeds aan een opmars bezig. Ten opzichte van het tweede kwartaal 2023, steeg het aantal flexijobs met 10,5% in het tweede kwartaal van 2024. Het arbeidsvolume in VTE steeg in dezelfde periode met 9,2%. Het is niet onbelangrijk om op te merken dat het hier zowel gaat om de flexijobs gelinkt aan het verkopen van brood en banket als de flexijobs die te maken hebben met de productie daarvan.

Kappers en schoonheidssalons 

Hoewel ze ook al sinds 2018 tot de flexisectoren behoren, maken kappers en schoonheidssalons slechts in beperkte mate gebruik van het systeem van flexijobs. Niettemin steeg ook hier het aantal flexijobs met 28,8% in het tweede kwartaal van 2024 in vergelijking tot hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Het arbeidsvolume steeg met 25,5%. 

Zorg en gezondheid 

Vanaf 2023 kwamen ook de zorg- en gezondheidssector in aanmerking voor flexijobs (weliswaar met uitzondering van verpleegkundige taken). Die nieuwe flexisectoren hebben aanvankelijk wat tijd nodig om het systeem ook daadwerkelijk in te zetten, maar na verloop van tijd vindt het gebruik van flexijobs toch ingang. Dat was ook hier het geval en dat blijkt duidelijk uit de cijfers.  

Lokale besturen  

De lokale besturen worden hier afzonderlijk vermeld, maar het merendeel van de flexijobs die zij inzetten, situeren zich in de zorg- en gezondheidssector. Ook hier zien we zowel qua aantal flexijobs als arbeidsvolume een zeer sterke toename in het tweede kwartaal van 2024 ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar, al blijven de aantallen hier nog eerder beperkt.  

Sport- en cultuur 

Ook binnen die andere uitbreiding uit 2023, sport- en cultuur, zien we een sterke stijging van het aantal flexijobs en het arbeidsvolume in het tweede kwartaal van 2024 ten opzichte van het tweede kwartaal van 2023. Sinds 1 januari 2024 bevat deze flexisector ook de functie van redder.     

Nieuwe flexisectoren vanaf 2024

Sinds 1 januari 2024 werden de flexisectoren verder uitgebreid met vervoer en logistiek, begrafenisondernemers, garages, land- en tuinbouw, voedingsnijverheid (excl. bakkers), autorijscholen, beheer van gebouwen en de evenementensector. In het tweede kwartaal van 2024 kwamen daar ook nog de kinderopvang en het onderwijs bij. Gezien de zeer recente toevoeging is zeker het gebruik van die laatste twee nog zeer beperkt. Hier beperken we ons tot het aantal flexijobs en het arbeidsvolume in VTE voor het tweede kwartaal van 2024. Een vergelijking met de situatie in hetzelfde kwartaal een jaar eerder is niet mogelijk gezien de recente toevoeging van de desbetreffende sectoren. Verderop gaan we wel dieper in op de evolutie van die nieuwste flexisectoren waarbij we uitzonderlijk het tweede kwartaal van 2024 afzetten tegen het eerste kwartaal van 2024.

Uitzendarbeid 

De flexijobs kunnen in de verschillende flexisectoren worden ingezet door uitzendondernemingen. Uitzendondernemingen zetten ook in op tools om ondernemingen makkelijk hun flexijobs te laten beheren. Ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar, steeg het aantal flexijobs via de uitzendsector met 33,8% in het tweede kwartaal van 2024. Het arbeidsvolume steeg met 37,2%.

Evolutie van de nieuwste flexisectoren in het tweede kwartaal van 2024 ten opzichte van het eerste kwartaal van 2024 

Onderstaande grafiek toont dat zowel het aantal flexijobs als het arbeidsvolume van de meeste nieuwe flexisectoren sterk toenemen in het tweede kwartaal van 2024 ten opzichte van het eerste kwartaal van 2024.

In de meeste nieuwe flexisectoren lijkt de flexitewerkstelling snel ingeburgerd te raken na een eerder trage start in het eerste kwartaal van 2024. In het tweede kwartaal zien we in elk van deze nieuwe flexisectoren een aanzienlijke stijging van zowel het arbeidsvolume als het aantal flexijobs. Het systeem lijkt vooral populair binnen vervoer en logistiek waar het gros van de flexiwerknemers aan de slag is als bestuurder van autobussen en autocars. Maar ook binnen de andere nieuwe flexisectoren wint het systeem duidelijk aan populariteit ten opzichte van het eerste kwartaal van 2024.

De nieuwste flexisectoren  kinderopvangen onderwijs die pas vanaf het tweede kwartaal van 2024 gebruik mochten maken van flexitewerkstelling, maken nog geen deel uit van bovenstaande grafiek. Binnen de kinderopvang en het onderwijs zit de flexitewerkstelling nog in de opstartmodus. De gegevens die we van die twee flexisectoren hebben, zijn helemaal nog niet indicatief en daarom laten we ze hier nog buiten beschouwing. 

Het profiel van de flexiwerknemer

Wie zit er nu achter die flexijob? Zijn het vooral mannen of vrouwen, jongeren of ouderen die naast hun hoofdjob een fexijob hebben? Binnen welke activiteitsector oefenen ze hun hoofdactiviteit uit? Die vragen proberen we hier te beantwoorden. We kijken daarbij niet langer naar het aantal arbeidsplaatsen, maar naar het aantal personen met een flexijob. We bespreken achtereenvolgens de evolutie naar geslacht, naar leeftijdsklasse, naar woonplaats en naar hoofdjob tijdens het tweede kwartaal van 2024. 

Opdeling naar geslacht

Een eerste grafiek toont ons de opdeling naar geslacht van zowel het aantal personen dat minstens één flexijob heeft uitgeoefend in het tweede kwartaal als het arbeidsvolume in VTE dat ze vertegenwoordigen. 

Het valt meteen op dat meer vrouwen dan mannen kiezen voor een flexijob in het tweede kwartaal van 2023 (54,6% tegenover 45,4%). Hoewel het totaalcijfer van het aantal personen die een flexijob uitoefenen wel aanzienlijk stijgt in het tweede kwartaal van 2024 ten opzichte van dezelfde periode in 2023, blijven de verhoudingen man - vrouw nagenoeg constant. Voor wat betreft het arbeidsvolume in VTE merken we dat het aandeel van de mannelijke flexiwerknemers hoger is dan dat van hun vrouwelijke tegenhangers en dit zowel in het tweede kwartaal van 2024 als in dezelfde periode een jaar eerder. 

Opdeling naar leeftijd

Onderstaande grafiek geeft de opdeling weer naar leeftijdsklasse en geslacht.

De flexijobs blijken voornamelijk populair te zijn bij relatief jonge werknemers die tussen de 25 en 39 jaar oud zijn. In vergelijking tot het tweede kwartaal van 2023 nam hun aantal nog toe in het tweede kwartaal van 2024.

Op de tweede plaats vinden we de 50 tot 64-jarigen. Hun aandeel neemt ook nog licht toe in het tweede kwartaal van 2024 ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder.

We stellen in het tweede kwartaal van 2024 ook een significante stijging vast onder de 65-plussers in vergelijking met het tweede kwartaal in 2023. 

Opdeling naar woonplaats

Onderstaande grafieken geven een zicht op de geografische spreiding van het aantal flexiwerknemers en het arbeidsvolume in VTE op basis van de woonplaats van de flexiwerknemer.

Het valt onmiddellijk op dat het systeem zowel in het tweede kwartaal van 2023 als in dezelfde periode in 2024 populairder is in Vlaanderen dan in Wallonië en Brussel, maar zowel in het Waals als het Brussels hoofdstedelijk gewest neemt het aandeel flexiwerknemers toe in het tweede kwartaal van 2024 ten opzichte van het tweede kwartaal een jaar eerder. Ook binnen het Vlaams en Waals gewest zijn er grote verschillen merkbaar zoals blijkt uit onderstaande grafiek.

In het tweede kwartaal van 2024 is het arrondissement Antwerpen de absolute koploper op gebied van flexitewerkstelling met een totaal van 17.062 flexiwerknemers, goed voor 3.060,7 VTE. Het arrondissement Gent is goed voor de tweede plaats met 10.315 flexiwerknemers (1.787,5 VTE). Daarna volgen de arrondissementen Turnhout en Hasselt met respectievelijk 9.679 en 9.116 flexiwerknemers en de arrondissementen Leuven (8.210 flexiwerknemers), Brugge (7.900 flexiwerknemers), Halle-Vilvoorde (7.519 flexiwerknemers), Mechelen (7.115 flexiwerknemers), Kortrijk (6.394 flexiwerknemers) en Aalst (5.975 flexiwerknemers). Het aantal flexijobs in de andere arrondissementen situeert zich onder de 5.000 flexiwerknemers. Dat geldt evenzeer voor de Waalse arrondissementen waar Luik de koploper is met 3.182 flexiwerknemers (581,6 VTE).

Naar hoofdjob van de flexiwerknemer 

In welke activiteitsector situeert de hoofdjob van de flexiwerknemer zich? Alvorens die vraag te beantwoorden, moeten we eerst scherp stellen op het concept hoofdjob waarmee we vanaf 2024 aan de slag gaan in de context van de flexijobs. Het gaat hier namelijk om de  voornaamste activiteit van de flexiwerknemer in het besproken kwartaal (in ons geval het tweede kwartaal van 2024). Voor meer informatie over het concept 'voornaamste activiteit' verwijzen we naar de methodologie. 

We beantwoorden de vraag vervolgens aan de hand van onderstaande grafiek die het percentage werknemers toont op het totaal aantal werknemers binnen de activiteitstak van hun hoofdjob die voor een flexijob kiezen naast die hoofdjob.

Het aandeel werknemers dat er naast hun hoofdjob nog een flexijob op nahoudt, is in alle activiteitstakken eerder beperkt. Het hoogste aandeel vinden we in de horeca- en hotelsector waar, in het tweede kwartaal van 2024, 4,2% van de werknemers die er hun hoofdjob uitoefenen, kiezen voor een flexijob bij één of meer andere werkgevers. Voor alle duidelijkheid, die flexijob oefenen ze niet noodzakelijk uit binnen dezelfde activiteitstak als hun hoofdjob.    

Evolutie van de populatie flexijobwerknemers per flexisector

Naar geslacht

Onderstaande grafiek geeft de opdeling weer van de flexiwerknemers naar geslacht per flexisector. Ook hier groeperen we de in 2024 toegevoegde flexisectoren omdat het te vroeg is om daarover in detail te treden.

Het valt onmiddellijk op dat vrouwelijke flexiwerknemers bijna alle flexisectoren domineren en dat zowel in het tweede kwartaal van 2024 als in dezelfde periode een jaar eerder. Maar, de nieuwe flexisectoren die er in het eerste kwartaal van 2024 bijkwamen, lijken daar voor een omslag te zorgen. Hoewel het, zoals eerder al vermeld, te vroeg is om grootse uitspraken te doen over die flexisectoren, blijkt wel dat ze (voorlopig) gedomineerd worden door mannelijke flexiwerknemers. Dat valt mede te verklaren doordat een aantal van die nieuwe flexisectoren duidelijk meer mannelijke werknemers aantrekken. We denken dan vooral aan de flexisectoren transport en logistiek, begrafenisondernemingen en autorijscholen. Dat is niet het geval in de allernieuwste flexisectoren die pas sinds het tweede kwartaal van 2024 gebruik maken van het systeem. In de kinderopvang zien we opnieuw eerder vrouwelijke dan mannelijke flexijobbers. In het onderwijs is het aantal mannen en vrouwen dan weer gelijk verdeeld, maar daar gaat het slechts om 4 werknemers. 

Opdeling naar leeftijd

Vervolgens kijken we naar de opdeling naar leeftijdsklasse per flexisector.

Wat hier vooral opvalt is de aantrekkingskracht van de horeca op de jongste groepen van flexiwerknemers (jonger dan 25 jaar; tussen 25 en 39 en tussen 40 en 49). Bij de 50 en 65-plussers neemt die aantrekkingskracht af ten voordele van flexijobs in de handel. Ook de uitzendsector is populair in alle leeftijdsklassen. Het gaat ook hier vaak om flexijobs in de horeca.  

Toelichting van de gebruikte methodologie

Hier lichten we de specifieke methodologie toe die we gebruikten voor de statistieken over de flexitewerkstelling. We bespreken achtereenvolgens de specifieke tellingsmethode, de variabelen, de kenmerken eigen aan de werkgever en de kenmerken eigen aan de werknemer.  

De specifieke tellingsmethode

Een aantal van de bijzondere tewerkstellingsvormen zoals de flexijobs, het gelegenheidswerk en de extra's in de horeca zijn als zodanig herkenbaar in de kwartaalaangifte op basis van de specifieke regelingen die voor hen zijn uitgewerkt. Dat geeft ons de mogelijkheid om voor die specifieke gevallen de klassieke telling op het einde van het kwartaal te laten vallen, en een telling te doen doorheen het kwartaal. Bovendien laten we voor die gevallen ook de link werknemer-werkgever los. Daardoor kunnen we tellen hoeveel personen dergelijke jobs uitoefenen, los van hun 'belangrijkste job' (in het andere geval zouden die bijjobs bij dezelfde werkgever verdwijnen) en hoeveel jobs een persoon uitoefent doorheen het kwartaal (maar ook bijvoorbeeld doorheen het jaar).

De variabelen

Het aantal flexijobs: Deze variabele geeft het aantal flexi-arbeidsplaatsen weer en houdt geen rekening met de persoon die de flexijob uitoefent. Dat betekent concreet dat twee flexijobs die door één en dezelfde persoon worden uitgeoefend, als twee jobs in de statistieken worden opgenomen. Het gaat ons namelijk om het aantal flexi-arbeidsplaatsen ongeacht door hoeveel personen die worden ingevuld. Het is ook belangrijk om op te merken dat we hier geen gebruik maken van de klassieke telmethode op het einde van het kwartaal. Voor deze statistieken tellen we het aantal flexi-arbeidsplaatsen doorheen het kwartaal en we laten ook de link werkgever - werknemer los. 

Het aantal flexiwerknemers: Deze variabele telt het aantal personen met een flexijob doorheen het kwartaal en wijkt dus af van de klassieke telmethode die naar het einde van het kwartaal kijkt. Hier ligt de focus op de persoon achter de flexijob. Indien meerdere flexijobs door één en dezelfde persoon worden uitgeoefend, zal de persoon in deze statistieken toch maar één keer voorkomen (dat is niet het geval bij de variabele 'aantal flexijobs' zoals hierboven uiteengezet). Wanneer het aantal flexiwerknemers wordt verdeeld naar werkgeverskenmerken (bijv. de flexisectoren) dan  wordt de flexiwerknemer toegewezen aan de kenmerken van zijn "belangrijkste" flexijob (de job met hoogste loon voor de ganse periode). 

Kenmerken eigen aan de werkgever

Het toepassingsgebied van de flexijobs en de link met de ‘flexisectoren’

Om het toepassingsgebied van flexijobs af te bakenen – bij welke werkgevers voor welke functies – maakt de wetgever gebruik van verschillende criteria, en deze zijn in de loop van de tijd al meerdere keren aangepast. Bijkomende informatie omtrent de reglementering is te vinden op de website van de FOD WASO of in de administratieve instructies van de RSZ die online raadpleegbaar zijn. 

Voor onze flexijob-statistieken proberen we een benadering te maken van het specifieke toepassingsgebied waartoe de flexijob behoort. Voor deze ad-hoc-classificatie in ‘flexisectoren’ baseren we ons zo goed mogelijk op de criteria die opgesomd staan in de administratieve instructies van de RSZ, met name paritair comité, werkgeverscategorie, Nacebel-code van werkgever of functie. Deze indeling in flexisectoren wijkt dus af van de gebruikelijke activiteitsindeling op basis van de hoofdactiviteit van de werkgever (NACE). De toewijzing aan een flexisector is niet altijd eenduidig, en niet alle criteria konden in de afbakening weerhouden worden, zodat een beperkt aantal gevallen niet of niet volledig correct konden worden bepaald.

Voor flexijobs die worden tewerkgesteld via een uitzendonderneming kan deze ad-hoc-classificatie niet gebruikt worden. Ze vormen een aparte flexisector.

Download hier het codebestand waarin activiteiten in flexisectoren worden ingedeeld.

Kenmerken eigen aan de werknemer

Woonplaats

Voor de woonplaats van de flexiwerknemer maken we een opdeling per bestuurlijk arrondissement. België telt 43 bestuurlijke arrondissementen. We maken daarvoor gebruik van de NIS-code van Statbel. Het betreft de hoofdverblijfplaats van de flexiwerknemer op het einde van het kwartaal.

Deze geografische spreiding is een goede benadering voor de spreiding volgens plaats van tewerkstelling. We gaan er namelijk van uit dat de gemiddelde flexiwerknemer op zoek gaat naar een flexijob dicht bij huis om de pendelafstand te beperken.

We maakten hier de keuze om te werken het werknemerskenmerk 'woonplaats' en niet met het werkgeverskenmerk 'plaats van tewerkstelling'. Onze data laten nochtans ook dat type bevraging toe, maar de flexijobs die worden geregeld via de interimsector zorgen daar voor een vertekend beeld. De plaats van tewerkstelling is in die gevallen eerder virtueel (in essentie gaat het dan om de sociale zetel van het interimkantoor).

Voor meer informatie over dit werknemerskenmerk verwijzen we naar de toelichting van globale methodologie van onze statsitieken.    

Leeftijd

De verschillende flexiwerknemers worden ingedeeld in één van de volgende 5 leeftijdsklassen: jonger dan 25 jaar; van 25 tot en met 39 jaar; van 40 tot en met 49 jaar; van 50 tot en met 64 jaar en 65+. Het betreft de leeftijd van de flexiwerknemer op het einde van het kwartaal.

Geslacht

Voor wat het geslacht van de flexiwerknemers betreft, maken we gebruik van de klassieke opdeling vrouw-man zoals gebruikelijk is in onze statistieken.  

De gegevens over de hoofdjob van de flexiwerknemer

Om een flexijob te kunnen uitoefenen moet betrokkene bij één of meerdere werkgevers, andere dan de werkgever bij wie de flexijob wordt uitgeoefend, een volume aan arbeidsprestaties geleverd hebben dat ten minste 80 % bedraagt van wat theoretisch mogelijk is in een voltijdse betrekking. Het is echter niet zo dat je een 4/5de betrekking moet hebben om in aanmerking te komen voor een flexijob aangezien de som van alle betrekkingen minstens 80% van een voltijdse betrekking moet bedragen. Het betreft bovendien de tewerkstelling in het derde kwartaal vóór het kwartaal waarin de flexijob wordt uitgevoerd (t-3) omdat de controlediensten die toezien op de naleving van die voorwaarde over stabiele gegevens moeten kunnen beschikken.

Voor de statistiek over de hoofdjob van de flexiwerknemer maken we echter geen gebruik van de gegevens die slaan op het kwartaal t-3. In onze statistieken is iemands hoofdjob dan de  tewerkstelling van die persoon in het (meest recente) besproken kwartaal. Het gaat over de voornaamste activiteit van de flexiwerknemer en bijgevolg komt dezelfde persoon slechts in één van de activiteitstakken voor, namelijk de activiteitstak waar zij/hij haar/zijn voornaamste activiteit - de hoofdjob - uitoefent.