Tewerkstelling met dienstencheques

Tweede kwartaal 2024

Periodiciteit: Kwartaal

Laatste updates: 12/02/2025

Het systeem van dienstencheques werd in 2004 opgestart met een aantal doelstellingen. Men wilde de arbeidsparticipatie van kortgeschoolden en moeilijke arbeidsmarktprofielen verhogen, waarbij tegelijkertijd zwartwerk werd tegengegaan en sociale bescherming geboden aan de werknemers. Daarnaast moesten dienstencheques helpen de balans tussen werk en privé te verbeteren voor de gebruikers.

Het systeem laat gezinnen en huishoudens in België toe om voor een gunstig tarief huishoudelijke diensten uit te laten voeren door erkende dienstverleners.

Dienstencheques kunnen alleen gebruikt worden voor hulp van huishoudelijke aard. Dit kunnen activiteiten zijn die bij de gebruiker thuis plaatsvinden: het schoonmaken van de woning met inbegrip van de ramen, wassen en strijken, kleine occasionele naaiwerken en het bereiden van maaltijden. Of activiteiten buitenshuis: boodschappen doen, begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit en strijken met inbegrip van kleine occasionele verstelwerken.

Als betaling voor de gepresteerde activiteit ontvangt de werknemer van de gebruiker een dienstencheque, die zij/hij aan haar/zijn werkgever (de erkende onderneming) bezorgt, waarna zij/hij haar/zijn loon ontvangt. Erkende dienstencheque-ondernemingen onderscheiden zich op dit vlak niet van andere werkgevers: als arbeider krijgt de werknemer een loon in functie van de gepresteerde uren (in principe overeenkomend met de ingeleverde dienstencheques). Een bediendenstatuut met een maandloon is ook mogelijk (alhoewel dit een uitzondering blijft).

Voordat een onderneming huishoudelijke diensten mag aanbieden in het systeem, moet ze erkend worden door de overheid. Tot 2014 was dit de federale overheid, na de zesde staatshervorming verhuisde de bevoegdheid naar de Brusselse, Vlaamse en Waalse overheden. Zij bepalen welke diensten mogen worden aangeboden, welke prijs particulieren betalen voor een cheque, welk fiscale of andere voordelen bestaan, etc. De overheid vergoedt ook de dienstencheque-ondernemingen voor elk gepresteerd uur, als compensatie voor de kunstmatig lage prijs die de gebruikers voor een cheque betalen.

Ondernemingen die kunnen toetreden tot het dienstenchequesysteem zijn onder andere schoonmaakbedrijven, uitzendorganisaties, vzw’s, thuishulporganisaties, PWA's (Plaatselijke Werkgelegenheidsagentschappen), OCMW's (Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn) en ondernemingen met een sociaal doel.

In principe komt iedereen die wil werken in de dienstenchequesector in aanmerking. Ingeschreven zijn als werkzoekende is niet noodzakelijk. Wel is een specifieke arbeidsovereenkomst nodig om te kunnen werken en betaald te kunnen worden met dienstencheques.

 

De dienstenchequesector biedt werkgelegenheid aan een kleine 150.000 huishoudhulpen, die via erkende dienstenchequebedrijven worden tewerkgesteld.

In de statistieken die we hier presenteren, bekijken we de meest recente tewerkstellingscijfers in de sector. Eerst vanuit een globaal- en werkgeversperspectief, daarna vanuit een werknemersperspectief. 

Download hier de ruwe data die als basis dienen voor onze statistieken.

Werkgeversperspectief

Algemene evolutie

 

De grafiek hierboven toont dat het aantal werkgevers in de dienstenchequesector jaar na jaar afneemt. In het tweede kwartaal van 2024 telden we 1.285 werkgevers, 93 werkgevers minder dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder (-6,7%). Binnen de sector is er al langere tijd sprake van schaalvergroting door fusies en overnames. Dit is goed zichtbaar in de grafiek hieronder, die laat zien dat vooral kleinere werkgevers in aantal afnemen. Dat het aantal werkgevers daalt, betekent niet per definitie dat de tewerkstelling in de sector mee daalt, want deze is de laatste jaren redelijk stabiel gebleven. Een belangrijke periode in de evolutie is de coronaperiode geweest. Van 2015 tot 2020 was er sprake van een continue groei van de tewerkstelling, maar sindsdien stagneert ze. Het aantal arbeidsplaatsen lag in het tweede kwartaal van 2024 1% boven het niveau van 2019/2, maar het aantal voltijdsequivalenten lag 8,6% onder het niveau van 2019/2.

 

 

Kerncijfers

In het tweede kwartaal van 2024 telde de dienstenchequesector 148.497 arbeidsplaatsen, voor 80.023 voltijdsequivalenten (vte). Dit betekent een lichte stijging in het aantal arbeidsplaatsen ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder (+0,2%) en een lichte stijging in het aantal voltijdsequivalenten (+0,3%).

Dienstenchequesectoren

 

Verreweg de belangrijkste categorie van dienstenchequebedrijven is die van diensten aan ondernemingen en personen. Deze bestaat vrijwel volledig uit de erkende dienstenchequebedrijven. De tewerkstelling binnen deze categorie is licht gestegen tussen 2023/2 en 2024/2. We stellen een toename vast van 0,8% in het aantal arbeidsplaatsen en +0,9% in arbeidsvolume. Bij OCMW’s lokale besturen daalt de tewerkstelling in vergelijking met een jaar eerder (-5,3% in arbeidsplaatsen en -5,9% in arbeidsvolume). Ook in de social profit is dit het geval (-8,4% in arbeidsplaatsen en -10,2% in arbeidsvolume).

Werknemersperspectief

Wie zit er nu achter die cijfers? Dat proberen we hier te achterhalen door het profiel van de dienstenchequeswerknemers te schetsen. De focus ligt hier op het aantal tewerkgestelde dienstenchequeswerknemers, maar we kijken ook naar het arbeidsvolume in voltijdsequivalenten. 

Arbeidsregime

In vergelijking met de rest van de arbeidsmarkt, wordt er in de dienstenchequesector veel deeltijds gewerkt. In het tweede kwartaal van 2024 werkte 43,3% van de werknemers tot 65% van een voltijdse baan. 44,1% werkte tussen de 65% en 95% van een voltijdse baan.  12,6% van de werknemers (bijna) voltijds. Deze percentages zijn niet of nauwelijks veranderd ten opzichte van een jaar eerder.

 

Leeftijd en geslacht

 

Verreweg de meeste werknemers in de dienstenchequesector zijn vrouwen; in 2024/2 was 4% van de werknemers man. Dit is een toename ten opzichte van hetzelfde kwartaal in 2023, toen mannen 3,5% van het aantal werknemers uitmaakten.

In vergelijking met de rest van de arbeidsmarkt is de populatie werknemers in de dienstenchequesector relatief oud. In het tweede kwartaal van 2024 was 3,8% van de werknemers jonger dan 25 jaar. Bijna een derde van de werknemers (31,9%) was tussen de 25 en 39 jaar oud. 36,1% van de werknemers was ouder dan 50 jaar. Een vergelijking met hetzelfde kwartaal een jaar eerder laat niet veel verschillen zien. Op de langere termijn is er echter een duidelijke evolutie te zien richting een veroudering van het personeelsbestand.

Woonplaats

De bovenstaande grafiek laat op arrondissementsniveau zien waar werknemers in de dienstenchequesector in 2024/2 woonachtig waren. Deze is te gedetailleerd om volledig te bespreken, maar op gewestniveau werkt 5,9% van de tewerkgestelde werknemers die woonachtig zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in de dienstenchequesector. Voor het Vlaams gewest is dit 3,5% en voor het Waals Gewest 2,9%.

Hier lichten we de specifieke methodologie toe die we gebruikten voor de statistieken over de dienstenchequesector. We bespreken achtereenvolgens de specifieke kenmerken van de sector, de variabelen, de kenmerken eigen aan de werkgever en de kenmerken eigen aan de werknemer.

De Variabelen

Aantal werkgevers

Deze variabele telt het aantal werkgevers dat in de betreffende periode werknemers heeft tewerkgesteld die betaald werden met dienstencheques.

Aantal arbeidsplaatsen

Deze variabele telt het aantal werknemers dat aan het eind van een kwartaal bij alle betrokken werkgevers werkzaam is. Voor meer uitleg over wat de RSZ verstaat onder een arbeidsplaats, verwijzen wij naar de globale methodologie – gemeenschappelijke variabelen.

Arbeidsvolume

Deze variabele telt het totale volume aan arbeidsprestaties en rekent dit om naar een aantal voltijdse equivalenten. Voor meer uitleg over wat de RSZ verstaat onder arbeidsvolume, verwijzen wij naar de globale methodologie – gemeenschappelijke variabelen.

Aantal tewerkgestelde werknemers

Deze variabele telt elke persoon die in de betreffende periode werkzaamheden heeft uitgevoerd die werden betaald met een dienstencheque. Er is geen relatie met de werkgever, in die zin dat elke persoon één keer geteld wordt, ook als hij bij meerdere werkgevers werkzaamheden heeft uitgevoerd die betaald werden met dienstencheques. Voor meer uitleg over wat de RSZ verstaat onder het aantal tewerkgestelde werknemers, verwijzen wij naar de globale methodologie – gemeenschappelijke variabelen.

 

Kenmerken eigen aan de werkgever

Paritair comité

Om de achtergrond van de werkgevers in de dienstenchequesector te duiden, gebruiken we een indeling naar Paritair Comité. Deze is relevanter dan een indeling naar NACE (hoofdactiviteit van de werkgever), omdat het aanbieden van huishoudelijke diensten voor een belangrijk deel van de betrokken werkgevers een secundaire activiteit is.

Werkgevers in de dienstenchequesector zijn dan ook te verdelen in twee groepen: enerzijds de erkende dienstencheque-ondernemingen die enkel deze activiteit uitoefenen (waarvan het personeel onder het paritair sub-PC 322.01 valt), hetzij als commerciële onderneming, als onderdeel van een uitzendonderneming of als een dienstencheque-onderneming ontstaan uit een Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap. Verreweg de meeste werkgevers vallen onder deze categorie.

Anderzijds zijn er werkgevers die slechts een gedeelte van hun activiteiten uitoefenen onder het dienstenchequesysteem:

  • OCMW’s en lokale besturen (bv. zorgbedrijven van steden en gemeenten). Deze werkgevers vallen niet onder een paritair comité;
  • Social-profit (organisaties van gezins- en bejaardenhulp, thuiszorg, …). ;
  • Overige (taxibedrijven, droogkuis en strijkateliers,  ruitenwassers, …).

Er dient echter één belangrijke kanttekening gemaakt te worden bij deze werkwijze. Paritaire comités vloeien namelijk voort uit het overleg tussen werkgevers en werknemers. In principe valt een werkgever onder één enkel paritair comité. Er bestaan echter uitzonderingen op deze regel, waardoor sommige werkgevers tot meerdere paritaire comités behoren. Dit is bijvoorbeeld het geval bij paritaire comités die enkel gelden voor bedienden of enkel voor arbeiders, of bij een onderneming die verschillende activiteiten uitoefent zonder onderling verwantschap. Als gevolg daarvan worden sommige werkgevers in onze indeling naar paritair comité meerdere keren geteld. Dit heeft geen effect op het aantal arbeidsplaatsen of het arbeidsvolume.

Grootte van de werkgever

De grootte van de werkgever geven we weer in dimensieklassen, welke afhangt van het totaal aantal arbeidsplaatsen in de onderneming in het betreffende kwartaal. Zo voorzien we 9 klassen in oplopende volgorde:

1.      Minder dan 5 werknemers;

2.      5 tot en met 9 werknemers;

3.      10 tot en met 19 werknemers;

4.      20 tot en met 49 werknemers;

5.      50 tot en met 99 werknemers;

6.      100 tot en met 199 werknemers;

7.      200 tot en met 499 werknemers;

8.      500 tot en met 999 werknemers;

9.      1.000 en meer werknemers in dienst.

 

Kenmerken eigen aan de werknemer

Arbeidsregime

Dit kenmerk drukt uit hoeveel arbeidsprestaties een tewerkgestelde werknemer levert ten opzichte van een voltijdse werknemer. We delen tewerkgestelde werknemers in in klassen die een percentage van een voltijdsequivalent (vte) vertegenwoordigen: 0 tot 45% van een vte; 45% tot 65% van een vte; 65% tot 95% van een vte; 95% van een vte en meer.

Geslacht werknemer

We maken gebruik van de klassieke opdeling man-vrouw zoals gebruikelijk is in onze statistieken.

Leeftijd werknemer

Het betreft de leeftijd op het einde van het kwartaal. Werknemers worden ingedeeld in één van de volgende 5 klassen: jonger dan 25 jaar; van 25 tot en met 39 jaar; van 40 tot en met 49 jaar; van 50 tot en met 64 jaar en 65 jaar en ouder.

Woonplaats werknemer

Dit betreft de hoofdverblijfplaats van de werknemer op het einde van het kwartaal. Werknemers die hun hoofdverblijfplaats in het buitenland hebben, worden samen met de werknemers voor wie geen hoofdverblijfplaats gekend is opgenomen in de klasse “onbekend”.

Dagloonklasse

In deze nieuwe voorstelling van de statistieken over tewerkstelling in de dienstenchequesector is het criterium dagloonklasse vervallen, omdat de overgrote meerderheid binnen dezelfde dagloonklasse valt. Dit komt waarschijnlijk door de kleine speelruimte die werkgevers hebben om hun personeel te belonen. De prijs die de gebruiker voor een dienstencheque betaalt, ligt immers vast, evenals de compensatie die de overheid de werkgevers betaalt per ingeleverde cheque.

 

Statistieken over dienstencheques tot eind 2014

Sommige instanties hebben in functie van hun specifieke opdracht gegevens nodig die volgens specifieke regels verzameld moeten worden. Omdat deze tot en met het vierde kwartaal 2014 de enige basis waren om statistieken over dienstenchequetewerkstelling op te maken, waren de gepubliceerde gegevens eerder van administratieve aard, ook al volgden ze zoveel mogelijk de algemene regels van de andere RSZ-statistieken.

Statistieken over dienstencheques sinds 2015

Sinds 2015 zijn de gegevens over dienstencheques geïntegreerd in de statistische basisbestanden. Hierdoor worden wat de statistieken betreft nu volledig en consequent de statistische regels van de RSZ-statistieken gevolgd.

Er is dus een tijdsbreuk ontstaan in de statistieken. We hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt om de statistieken te herwerken, rekening houdende met de opmerkingen van de gebruikers:

  • We presenteren de gegevens nog steeds onder vorm van tijdreeksen maar volgens andere verdelingscriteria. Zo zijn er bepaalde variabelen vervangen door andere.
  • We kunnen sinds het tweede kwartaal 2014 ook de effectieve plaats van tewerkstelling van de dienstenchequewerknemers weergeven. Dit is de vestigingseenheid van het bedrijf van waaruit de dienstenchequewerknemer naar de klant uitgezonden wordt, niet de plaats waar de prestatie effectief uitgevoerd wordt.
  • De gegevens voor de vier kwartalen 2014 zijn hernomen volgens de nieuwe regels en geven aldus een beeld van de afwijking met wat eerder werd gepubliceerd.

Raadpleeg de archieven tot en met 2014.