Raadpleeg de analyse van de arbeidsmarkt voor het vierde kwartaal van 2020.
Ten opzichte van dezelfde periode in 2019 is de loontrekkende tewerkstelling in het vierde kwartaal 2020 afgenomen. In aantal arbeidsplaatsen bleef de daling net zoals in voorgaande kwartalen eerder beperkt (-1%). De daling is opnieuw voornamelijk het gevolg van de daling van zeer tijdelijke jobs (horeca, uitzendsector).
De coronacrisis op de arbeidsmarkt wordt vooral opgevangen door tijdelijke werkloosheid. Dit vertaalt zich in een daling van het arbeidsvolume in voltijdsequivalenten. De eerste lockdown zorgde in het tweede kwartaal voor een zeer sterke daling (-13,6%), in het derde kwartaal was er grotendeels een herstel(-2,7%). De tweede lockdown zorgt in het vierde kwartaal opnieuw voor een sterkere daling op jaarbasis, maar veel minder uitgesproken dan tijdens de eerste lockdown (-3,8%).
Coronacrisis en arbeidsmarkt
De volledige of gedeeltelijke sluiting van heel wat ondernemingen uit zich in hoofdzaak op twee manieren op de arbeidsmarkt: het toepassen van tijdelijke werkloosheid en het stopzetten of niet hernieuwen van tijdelijke contracten. Die fenomenen zijn beide zichtbaar in de cijfers, zij het op een andere manier.
Bij tijdelijke werkloosheid blijft de band tussen werknemer en werkgever behouden, maar worden geen of slechts gedeeltelijke prestaties verricht. Dat geeft een directe daling van het arbeidsvolume in voltijdsequivalenten.
Het stopzetten of niet hernieuwen van tijdelijke contracten geeft vooral in de sectoren waar veel zeer tijdelijke contracten voorkomen (uitzendsector, horeca,…) een onmiddellijke daling van het aantal arbeidsplaatsen. Omdat deze zeer tijdelijke jobs (zoals de flexi-jobs in de horeca) vaak bijkomende jobs zijn, is de daling van het aantal tewerkgestelde werknemers minder uitgesproken. Ook het verlies aan arbeidsvolume van deze jobs is eerder beperkt.
Landbouw, bosbouw en visserij
In de land- en tuinbouw bestaat de loontrekkende tewerkstelling in belangrijke mate uit seizoensarbeid, onder de vorm van gelegenheidsarbeid. Maatregelen werden genomen om het aanbod aan arbeidskrachten, dat in gewone tijden voor meer dan 75% uit het buitenland afkomstig is, op peil te houden. Het arbeidsvolume lag in het vierde kwartaal 1% hoger dan in het vierde kwartaal 2019.
Industrie en bouw
De industrie en de bouw behoorden in de eerste lockdown niet tot de sectoren die van overheidswege zijn gesloten werden. Wel waren meerdere ondernemingen in deze sector een tijd geheel of gedeeltelijk gesloten en was er wel een sterke daling van het arbeidsvolume in het tweede kwartaal 2020. In het derde kwartaal 2020 herstelde het arbeidsvolume in ruime mate, maar bleef onder het niveau van het derde kwartaal 2019 (-3%). Ook in het vierde kwartaal bleef de activiteit beperkter dan in 2019 (-2,2% in arbeidsvolume). De Farmaceutische nijverheid kende een groei, vooral de textiel- en kledingnijverheid, en de Vervaardiging van transportmiddelen bleven nog fors onder het niveau van 2019. Het aantal arbeidsplaatsen daalde globaal maar in beperkte mate (-0,8%).
Dienstverlenende sectoren
Vooral in de commerciële dienstverlening werden heel wat sectoren tijdens de eerste lockdown gedwongen tot een volledige of gedeeltelijke sluiting (horeca, verkoop en herstelling van auto’s, de non-food-detailhandel, reissector, schoonmaakdiensten). In het derde kwartaal 2020 konden een aantal sectoren geheel of gedeeltelijk hervatten. De daling van het arbeidsvolume in voltijdsequivalenten op jaarbasis is daardoor in het derde kwartaal 2020 (-5%) heel wat beperkter dan in het tweede kwartaal (-21%). De nieuwe, maar beperktere lockdown, zorgt opnieuw voor een sterkere daling in het vierde kwartaal, met een daling van het arbeidsvolume van -7,6%. Vooral de sectoren Horeca (-57%) en Administratieve en Ondersteunende diensten (-8,3%), deze laatste vooral onder invloed van de uitzendsector (-6,3%), bleven ver onder het niveau van 2019.
Door de grotere aanwezigheid van werknemers met zeer korte contracten, is er ook een grotere terugval in arbeidsplaatsen in de commerciële dienstverlening (-2,7%). De terugval is opnieuw het sterkst in de sectoren Horeca (-25%).
In de niet-commerciële dienstverlening is er een lichte stijging van het aantal arbeidsplaatsen (+0,5%) en is er globaal een beperkte daling van het arbeidsvolume (-0,5%). Het zijn vooral de sectoren “Kunst, amusement en recreatie, sport” en de “Overige persoonlijke diensten” die hun activiteiten moesten verminderen of volledig stopzetten. Het arbeidsvolume was in het vierde kwartaal 2020 in die sectoren -25,6%, respectievelijk -14,9% onder het niveau van 2019. De impact is zeer beperkt in de overheidssector (Openbaar bestuur +0,0% en Onderwijs +1,9%) en in “Gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening”(+0,8%) .
Uitzendarbeid
De vraag naar arbeidskrachten via uitzendarbeid bleef nog onder het niveau van 2019. Eind december 2020 werden in de uitzendarbeid 7,4% minder arbeidsplaatsen geteld dan eind december 2019 (-7,1% bij arbeiders, -7,8% bij bedienden). Het arbeidsvolume in voltijdsequivalenten tijdens het vierde kwartaal 2020 daalde minder sterk (-6,6% ; -7,6% bij arbeiders, -4,9% bij bedienden) en dit ondnks de tweede lockdown. Bij de dienstencheque-ondernemingen werden de activiteiten door de tweede lockdown wel sterk teruggeschroefd: het arbeidsvolume in voltijdsequivalenten daalde met -6,5% ten opzichte van het vierde kwartaal 2019.
Werknemersprofiel
De terugval van de tewerkstelling is iets sterker bij mannen (-4,2% in arbeidsvolume) dan bij vrouwen (-3,60%) en is het sterkst in de jongste leeftijdsgroepen (-12,3% bij de jongeren onder 25 jaar, -4,6% bij de groep van 25 tot 39 jaar).
De terugval doet zich volledig voor in de privésector (-5,7% in arbeidsvolume) en treft in de privésector zowel de voltijdse (-4,7% in arbeidsvolume) als de deeltijdse jobs (-8,3% in arbeidsvolume). In de overheidssector is er een lichte stijging van het arbeidsvolume (+1%) die zich voornamelijk voordoet in het onderwijs.
De terugval van het arbeidsvolume geldt voor de inwoners van de drie gewesten, maar treft sterker de inwoners van het Brussels Gewest (-7%) dan die van het Vlaams Gewest (-3,4%) en het Waals Gewest (-3,8%).